V.
Eenige dagen, na die samenspraak met Theodoor, verliet Hubert de stad Luik en ging zijne geboorteplaats terugzien. Het hart poppelde hem van vreugde, toen hij van den heuvel, waarop hij vroeger het vaarwel aan het nederige dorpje had toegeroepen, op nieuw eenen blik, thans eenen blijden blik, op de kalme landstreek mocht laten neêrvallen. Een half uur later lag hij weenend in de armen zijner brave ouders, en verliet hen slechts om een bezoek bij den grijzen zielenherder, de predikant Wacken, te gaan afleggen. Een traan van innig vergenoegen blonk in het oog van den braven grijsaard, toen hij vernam, hoe zijn oude leerling Hubert zich een eerlijk bestaan had weten te verschaffen, welk hij verschuldigd was aan de kunde, vroeger hem door zijnen meester medegedeeld; doch een zucht klom uit zijne borst op, wanneer hij hoorde, hoe Theodoor zich weinig aan de lessen van moreele weerdigheid scheen gelegen te laten en, door verheffingszucht verblind, het geweten kon doen zwijgen, wanneer het er op aankwam zijnen weg in de wereld te vervorderen.
‘Hij zal er komen, vriend Hubert,’ zegde de grijsaard, ‘o, hij zal tot het fortuin opklimmen, wees ervan verzekerd; doch wanneer hij alles zal gewonnen hebben, zal het ten prijze zijner eer, zijner weerdigheid als mensch zijn. God vergeve het hem!’
Nog denzelfden dag legde de predikant met zijnen jongen vriend een bezoek af bij den ontvanger der gemeente, en denzelfden dag ook werd Hubert de hand van Lisa beloofd.
De huwelijksplechtigheid liet zich niet lang wachten, en veertien dagen later verliet Hubert eene tweede maal zijn geboortedorpje; doch hij voerde thans met zich wat hij er, naast zijne ouders, het dierbaarst bezat, zijne geliefde Lisa, wier geluk slechts eenigszins beneveld werd door het tijdelijke vaarwel, dat zij hare ouders moest toeroepen.
Wanneer Hubert te Luik aankwam, vernam hij dat er uitspraak was gedaan in den prijskamp voor het bouwen der kazerne en dat de palm door zijnen vriend Theodoor was weggedragen geworden. Wanneer hij later dezes werk te zien kreeg, herkende hij er, op eenige wijzigingen na, zijn gansch plan in. De voorspraak had het overige gedaan en Theodoor doen zegepralen, welke te meer, ter erkenning van de hooge kunde, waarvan hij blijken had gegeven, door den minister van oorlog tot den graad van kapitein verheven werd.