‘Theodoor,’ herhaalde Hubert, ‘zeg mij, hebt gij mijn plan niet gezien?’
‘Maar is dan de bloote verzekering, die ik u geef, niet genoeg, Hubert? Sedert wanneer, mijn vriend...’
‘Het is genoeg,’ hernam Hubert, ‘spreken wij er niet verder over; doch houd ook uwe nieuwe gedachten voor u; ik wil niet dat de een den andere eenig licht zou kunnen geven.’
‘Het zij zoo,’ zegde Theodoor, ‘spreken wij dus over iets anders; over ons huwelijk, zoo gij wilt... Ik heb het u nog niet gezegd, indien ik in mijn voornemen slagen wil, eischt men nog iets van mij, dat aan u mogelijk hard zou vallen.’
‘En dat voor u?...’
‘O, dat mij weinig belangrijk schijnt. Men zal namelijk eischen, dat ik van godsdienst verandere.’
‘Van godsdienst veranderen?’
‘En katholiek worde, mijn vriend.’
‘En gij zult het doen? Gij zult die leer van bijgeloovigheid en kwakzalverij aannemen, waarbij de uiterlijke teekens alles zijn, waarbij de verbeelding geschokt wordt, maar het hart ledig blijft?’
‘Gij redeneert als protestant, mijn vriend.’
‘Ik redeneer als een verlicht mensch, die eenen afkeer heeft van alle huichelarij en bedrog... Zoodat gij zult katholiek worden en gansch uw voorgaande verzaken, uwe ouders zult doen blozen?’
‘Ik neem dat alles zoo hoog niet op, mijn vriend; ik zie het zoo zwart niet in als gij... en dus, ik zal katholiek worden; mijn belang eischt het...’
‘Theodoor,’ sprak Hubert, met eenen diepen zucht, ‘gij zult uwen weg in de wereld maken, ik zie het. Gij gaat voor niets achteruit om tot uw doel te geraken, en indien u de moed, de stoffelijke moed, niet ontbreekt, zult gij ver komen.’
‘Ik hoop het, mijn goede Hubert, ik hoop het; en bij dit alles verlang ik slechts een ding, en dat is dat uwe vriendschap mij bijblijve.’
‘Zoolang als mijn eerbied, Theodoor; het eene gevoel kan zonder het andere niet.’
‘Het is slechts op dien voet, mijn vriend, dat ik ze verlang. En nu, een warmen handdruk en: vaarwel!’
‘Vaarwel,’ zegde Hubert, op eenen eenigszins treurigen toon en ging zich voor zijne teekentafel plaatsen, terwijl Theodoor, met eenen gedwongen glimlach op het wezen, de kamer verliet.