zegepraal zal niet alleen mogelijk maar verzekerd wezen. Zijt gij van mijn gevoelen, mijne heeren, en mogen wij op elkaar rekenen?’
‘Wij zweren het op onze ziel!’ riepen de verbondenen. ‘Oorlog! open oorlog aan de Roomsche verbastering! aan de godsdienstige dweeperij! en leve de nieuwe leer! leve de vrijheid!...’
Bij het uitspreken dier laatste woorden ging de deur der zaal open, en de echtgenoote van den heer Van B... trad bleek en ontsteld binnen.
‘Vlucht, mijne heeren!’ riep zij, ‘vlucht! er is geen oogenblik te verliezen. Eene Spaansche wacht is onze woon binnengedrongen. Zij doorzoeken reeds het voorgebouw!...’
‘Langs de achterdeur, indien zij nog vrij is!’ riep Van B... ‘Wie wil er zich van gaan verzekeren?’
‘Ik ijl er heen!’ riep Van Inschot, en op denzelfden stond verdween hij uit de zaal.
De verbondenen bleven sprakeloos wachten.
Eenen stond later trad Van Inschot terug binnen, en zegde:
‘Het is te laat; zij hadden hunne voorzorgen genomen. De achterpoort is met soldaten bezet.’
‘Volgt mij dan, mijne heeren,’ riep Van B... en hij geleidde de eedgenooten in den geheimen kelder, welken de lezer kent.
Nog nauwelijks was de meester des huizes terug in de zaal gekomen, waar zijne echtgenoote op hem was blijven wachten, toen de Spaansche soldaten het vertrek kwamen binnengestormd.
Van B... trad den aanleider der wacht te gemoet:
‘Mijnheer,’ klonk zijne onverschrokken stem, ‘sedert wanneer heb ik het bestuur reden gegeven, om mij te verdenken, om bij nachte in mijne woon te vallen, en mijne gade, eene Perez, mijnheer! te komen verontrusten.’
‘Vergeef mij, senor,’ sprak de kapitein, ‘de bevelen zijn stipt, en een krijgsman volbrengt, zonder tegenspraak, wat hem door de overheid bevolen wordt. Het spijt mij wel eene dusdanige zending te moeten vervullen; doch ik gehoorzaam, ziedaar alles... En nu, mijnheer, laat mij toe in mijn onderzoek voort te gaan.’
‘Wie heeft er zich tegen verzet, mijnheer? Ik beklaag mij over u niet; doch ik beschuldig hem, die mij heeft durven verdenken. Voldoe uwen plicht, mijnheer, en zoek...’
En de heer Van B... ging zich bij zijne gade vervoegen en bleef sprakeloos de handeling der krijgsknechten gadeslaan.