jongeling zijne moeder bij hem te blijven, zeggende dat hij haar iets te vragen had.
De oude vrouw bleef in de keuken en Karel begon haar te verhalen wat hij bij zijne aankomst in de woning van vader Martens gehoord en gezien had, en vroeg van dit alles den uitleg.
‘Isabella is een ongelukkig meisje geworden,’ zegde de oude vrouw, ‘en ik heb medelijden met haar.’
‘Wie is haar verleider,’ onderbrak Karel, die zijn geduld niet kon betoomen.
‘Wel, die jonge springer, gij weet wel, de heer Petens.’
‘Oh! ik heb het gedacht!’ grijnsde Karel, van zijnen stoel rechtstaande, ‘ik heb het gedacht! Zij beminde hem!’
‘Ik versta u niet, Karel,’ zegde de oude vrouw, ‘wat beteekenen die gebaren, die uitroepingen?...’
‘Maar begrijpt gij dan niet, moeder, dat ik... dat ik haar beminde...’
‘Dat gij?...’ stotterde de vrouw.
‘Dat ik haar nog bemin!’ zuchtte Karel, zich terug op zijnen stoel latende neêrzakken.
‘Dan beklaag ik u ook, mijn goede Karel,’ hernam de vrouw; ‘want Isabella, zooals gij ziet, is een verloren meisje. Doch laat mij u de zaak verhalen. Wellicht zult gij alsdan medelijden met haar hebben, zooals ik mijne tranen heb voelen stroomen, toen zij mij weenend de geschiedenis van haren val verhaalde...’
‘O spreek, moeder, spreek! Is mijn ongeluk onherstelbaar, het kan misschien toch verzacht worden...’
‘Ziehier, Karel. Gij weet, dat het huis, waar de oude Martens woont, aan den heer Petens en na hem aan zijnen zoon toehoort. De jonge springer had eenen langen tijd alle moeite aangewend om Isabella in zijne strikken te krijgen; doch zijne moeite bleef vruchteloos. - Ongelukkig stierf over achttien maanden de vrouw van Martens en gij weet, dat zij de grootste steun van het huisgezin was. Eenigen tijd na haren dood trad de armoede in de woning van Isabella; de oude Martens was niet in staat zijne huishuur te betalen, het slecht saizoen was daar en er was niets te verdienen. De jonge heer maakte van den toestand gebruik en bedreigde Isabella haar met haren ouden vader buiten hunne woon te zetten en hun huisgerief te doen verkoopen, indien zij bleef weigeren zijne liefde te aanhooren. Isabella, tusschen de