Volledige werken. Deel 8
(1870)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij
[pagina 87]
| |
liever door de vriendschap, welke haar aan hem verbond, als gedwongen, gedroeg zich zooals eene brave huismoeder zou gedaan hebben en gaf gedurende al dien tijd geene enkele reden tot klagen. Des zondags, zooals zij met Karel was overeengekomen, brachten zij den namiddag door met eene wandeling buiten de stad te doen, en dit wel in gezelschap van het buurmeisje, Mietje genoemd, welke bij eene dagelijksche vrouwenschoonheid, eene buitengewone goede inborst bezat en met eene reine ziel begaafd was. Trees verkleefde zich allengs meer en meer aan die goede kennis, welke haar alras eene oprechte hartsvriendin zou geworden zijn, indien het vertrek van Karel geen einde aan hunne zondagwandelingen ware komen stellen. Het schip, waar de jongeling meer dan eene reis mede gedaan had, had groote herstellingen moeten onderstaan en was eindelijk bereid zee te kiezen. Zijne lading werd ingenomen en men verliet alras de Antwerpsche haven, om eene reis te ondernemen, waarvan het moeilijk was de terugkomst, op eenige maanden na, te berekenen. Het was zooveel eene ontdekkingsreize als wel eene speculatie van handelszaken, welke men op last van 's lands bestuur ondernam. De afwezendheid van Karel liet eene ledige plaats in het huisgezin, welke diep gevoeld werd. Het brave karakter des jongelings had hem ieders gunst doen winnen en Gaspar beminde hem niet alleen als zijn' oudsten zoon, maar voelde voor hem de toegenegenheid eens vriends en, als het ware, een zeker ontzag voor zijne schoone zielshoedanigheden. Trees verloor in hem het voorwerp van de schoonste drift, welke haar hart deed kloppen en den besten, om niet te zeggen, den eenigsten leidsman, welke haar, na den dood harer moeder, was overgebleven. Ook gevoelde het huishouden alras van die afwezendheid. De goede gewoonten, welke het meisje in de laatste twee maanden had aangenomen, verdwenen allengs en de nalatigheid nam weêr derzelver plaats in. Naarmate het huiswerk gebrekkiger verricht werd, naarmate het onderhoud van alles meer werd verwaarloosd, verfraaide ook weêr de opschik van het meisje, en begon zij weêr meer naar de mode, zooals men zegt, verhangen te worden. Allengs verdween ook de aangeknoopte goede vriendschap met het brave Mietje en de eerste verkleefdheid aan Melanie herwon ook allengs hare macht. Alleenlijk had Trees zorg hare vriendin niet meer ten harent te ontvangen, en ging zelve haar bezoeken op hare kamer geven, ofwel men duidde eene plaats aan, waar men elkaar kon vinden. | |
[pagina 88]
| |
Eene andere drift ook begon nu weer zijne heerschappij op het hart des meisjes te doen gevoelen. Sedert het afsterven harer moeder had zij den jongeling, welken wij vroeger met den naam van Charles hebben hooren aanduiden, niet meer gezien. De droefheid, welke hare ziel beheerschte, was daarvan de oorzaak; doch de weinige moeite, welke de jongeling had aangewend om haar weer te zien, was ook wel eenigszins schuld der verwijdering geweest. Dan, de eenzaamheid, waarin Trees zich bevond, had hare gedachten naar het voorwerp harer vroegere gewaarwordingen teruggedreven, en het toeval welk haar, in de laatste weken vóor het vertrek haars broeders, den jongeling soms had doen ontmoeten, had het eerste vuur weer levendig ontwaakt. De onrust was daarmede terug in den boezem van Trees geslopen, en haar grootste wensch was, thans de oude kennis weer te kunnen aanknoopen. Natuurlijk zocht zij de middelen daartoe, en Melanie was het best in staat haar de gewenschte gelegenheid te verschaffen. Ook verliep er weinig tijd of zij had meer dan eens eene samenkomst met Charles gehad, hetzij dat zij zich, bij het vallen van den avond en vóór dat Gaspar van zijn werk teruggekeerd was, in de eene of andere afgelegene straat wisten te vinden, hetzij dat Melanie, eene inschikkelijke vriendin, de beide gelieven op hare kamer eene bijeenkomst verschafte. Men zal het zich licht verbeelden: die gestolen kortstondige bijeenkomsten voldeden den heer Charles niet. Hij zou geern langer met haar hebben willen zijn, zegde hij, niet voor het een of ander; maar om zoo wat gerust met elkaar te kunnen spreken, zoo wat langer en ongestoord bij elkaar te kunnen wezen Thans zag hij haar zoo weinig; hij kon bijna den tijd niet vinden om haar het een of ander te zeggen, en dat alles maakte hem ongelukkig. En wanneer Trees hem dan opmerkte dat, mits zij van elkaars genegenheid overtuigd waren, het wel droevig was niet altijd bij elkander te kunnen zijn; maar zij toch zich daarom zoo ongelukkig niet moesten achten, mits zij bij de afwezendheid aan hunne wederzijdsche liefde konden denken, dan hield Charles zich gestoord en verweet het meisje, dat zij koud van harte was, dat zij hem niet lief had, en daarom zoo koel de afwezendheid kon verdragen. Hij zegde te meer, dat hij lang genoeg hare droefheid had moeten eerbiedigen, en nu dat de zaken veranderd waren, die toestand moest ophouden; dat zij wel dwaas was de slavernij, waarin zij ten harent verkeerde, zoo goedwillig uit te staan, | |
[pagina 89]
| |
en zoo meer andere dingen welke de tranen uit de oogen van het oprechte en lichtgeloovige meisje deden stroomen. - Charles zoende dan gewoonlijk die tranen af; de vrede werd weer gesloten; doch eer Trees haren minnaar verliet, moest zij telkens beloven, moeite aan te wenden om eene grootere vrijheid te bekomen. Met die gedachte vertrok dan het lichtveerdige maar gevoelige schepsel, en dagen lang martelde zij hare inbeelding af, om het middel te vinden aan het verlangen haars geliefden te voldoen. Melanie had haar reeds een onnoembaar getal middels opgesomd; doch het vreesachtige karakter van Trees schrikte voor allen af en zij bleef, om zoo te zeggen, werkeloos op het toeval hopen. De vrees voor de gramschap haars vaders en voor de droefheid, welke Karel, indien hij het weten moest, er over zou gevoeld hebben, waren ook voor geen gering gedeelte in die besluiteloosheid. Dan, het toeval deed eensklaps een straal van hoop opdagen. Gaspar was belast geworden om werken, welke op de scheepstimmerwerf te Baasrode verricht werden, te gaan nazien en daar de belangen zijns meesters voor eenige dagen te gaan behartigen; en juist moest die afwezendheid tot in de aanstaande vastenavonddagen voortduren. Toen Trees dit nieuws vernam, hield zij zich, alsof zij er geen belang bij had en dreef de vreugde in haar hart terug, welke bereid was in gloênden blos op haar rozenkleurig wezen uit te stralen. - Melanie werd in stilte van het voorval verwittigd en nu werden de voorzorgen genomen om een vermomming-kleedsel te bereiden en te zamen met de jonge vrijers naar het vastenavondbal te trekken. Wat duurden de dagen lang, welke het meisje nog van dien gelukkigen nacht moesten afscheiden! - Doch eindelijk vertrok Gaspar en de gewenschte dag brak aan. Reeds van vroeg in den avond werden de twee kleine broerkens te bed besteld, en zoodra zulks verricht was, trok Trees haar wit kleed aan, waarop later eene zwarte vermommings-mantilje moest prijken; reeg de zwarte bottinnen aan den ranken voet, om een deftig voorkomen te hebben, en dan dit alles onder den breeden lakenen mantel verduikende, sloop zij ongezien hare woning uit en ijlde in eenen adem tot in de woning harer vriendin Melanie. Daar zaten Charles en Eduard reeds te wachten. Melanie was nog aan het vervaardigen der kostumen bezig en Trees spoedde zich om haar te helpen, terwijl de twee vrijers den tijd met liflafferijen en kozingen doorbrachten en | |
[pagina 90]
| |
intusschen eenen bol punch gereed maakten, waarvoor zij al het noodige hadden medegebracht. Omstreeks tien ure verliet men de woning en een half uur later bevond men zich in de woeling, welke de bals van Carnaval opleveren. Men danste; men walste; men zweefde door de dwaze menigte heen; men proefde met volle teugen aan den beker der luidruchtige vreugde, der geestbedwelmende beweging, en wanneer de vermoeidheid zich deed gevoelen, ging men in den wijn en punch nieuwe krachten zoeken. Charles en Eduard vonden er vermaak in hunne geliefden den zachten, verleidenden drank te doen inzwelgen, en deden de champagneflesschen, de eene na de andere, springen. Wat gaf het aan die jeugdige bedorvelingen eenige goudstukken op te offeren. Zij waren rijk en hadden zich slechts voor taak het voldoen hunner lusten voorgeschreven!... En zoo duurde de vreugde voort totdat Melanie en Trees, het hoofd door den dans en de geestrijke dranken verhit, als van genot overstelpt, in de armen van hunne vrijers zonken en met hen door de dwaze rijen zweefden, alsof er, buiten het vermaak, op de wereld niets anders meer bestaan kon... Het was twee ure des nachts, als Trees, bijna zonder te weten wat er geschiedde, met Charles en Melanie en Eduard het bal verliet. - En het sloeg vier ure des morgens, toen zij zich weêr op de kamer van Melanie bevonden... Die twee uren hadden eene groote verandering bij Trees teweeg gebracht. De dampen des wijns waren vervlogen; het oog, vroeger van genot flikkerend en gloeiend, wendde zich grondwaarts. Hare leden schenen als geradbraakt; de vermoeidheid drukte haar neder en in hare gansche houding, op haar wezen stond als in gloênde letteren te lezen, dat het meisje tusschen den vooravond en dien morgen eensklaps voor hare voeten eenen afgrond had voelen openen; dat er tusschen die weinige uren zich iets schrikkelijks in hare ziel had opgedaan en er tusschen haar vorig leven en hare toekomst een scheidspaal was gesteld geworden, welke het aan geene macht ter wereld gegeven was uit te rukken. En op hare ziel, zij voelde het, kleefde eene vlek, die niet meer kon uitgewischt worden. Zij bleef eenen langen tijd, in gedachten gedompeld, sprakeloos zitten, en Melanie vond zich verplicht, luidop met hare kinderachtigheid lachende, haar te herinneren dat het tijd werd hare woon terug te bereiken. | |
[pagina 91]
| |
Trees kon niet langer haar onuitsprekelijk leed verkroppen en borst in tranen los. Met vriendelijkheid en lichte spotternij trachtte men het zwakke meisje tot bedaren te brengen en men gelukte er gedeeltelijk in. Zij sloeg eindelijk haren mantel om en bereidde zich om te vertrekken. Charles bood zich aan om haar tot aan hare woon te geleiden; doch zij weigerde en vlood alleen huiswaarts. |
|