ze duidelijk zijn oor troffen, schenen van tamelijk verre te komen. Zij waren echter zoo treffend, dat Bernhart zich niet kon onthouden, zijne gansche aandacht er op te vestigen. Hij bleef dan met het hoofd op de hand leunende, aandachtig luisteren. Het geluid kwam allengs nader en eindelijk was het achter den rug des jongelings. Bernhart wendde zich om en, bij den klaren schijn der maan, zag hij een' man van tamelijk hooge gestalte, die op eene vedel zat te spelen. Hoe die man daar gekomen was, wist de jongeling niet; want hij had wel klaar bemerkt, dat het geluid juist in eene andere richting genaderd was. Hij ontstelde echter geenszins bij het zien des vreemdelings en zegde:
‘Ik meende u langs dien kant te zien aankomen,’ en hij wees recht voor zich uit.’
‘Ik ben hier op deze plaats van als gij nog sliept,’ antwoordde de vreemdeling met eenen lichten glimlach.
‘Onmogelijk!’ riep Bernhart, ‘zoo kan mijn oor zich niet bedriegen.’
‘Gij denkt dit,’ hernam de andere, ‘welnu, luister.’
En weder liet hij den boog over de snaren des speeltuigs wandelen. Het geluid scheen zich nu nog wel eens zooveel te verwijderen, en, alsof het door den wind gedragen werd, was het, op min dan twee minuten, ongevoelig de plaats genaderd, waar Bernhart gezeten was.
‘Welnu, vriend Bernhart, wat zegt gij!’
‘Gij kent mijnen naam?’ riep de jongeling rechtstaande.
‘En meer dan uw' naam, vriendschap,’ zegde de onbekende; ‘doch herneem uwe plaats en grijp uw speeltuig eens vast. Wij gaan samen eene aria spelen’
‘Nooit!’ riep Bernhart, ‘zal ik mijn armzalig geluid bij uwe hemelsche kunst voegen.’
‘Doe wat ik u zeg,’ sprak de vreemdeling, en een brandende en gebiedende blik bekrachtigde dit gezegde. Bernhart voelde zich gedwongen zijne vedel te grijpen.
‘Begin!’ riep de onbekende.
‘Wat moet ik spelen?’ vroeg de jongeling.
‘Speel wat gij wilt,’ was het antwoord.
Eene plechtige aria weêrgalmde weldra door den omtrek en het geluid der twee speeltuigen mengde zich derwijze door elkander, dat men zou gezegd hebben dat er slechts eene enkele hemelsche stem gehoord werd. Van de hoogste tonen daalde men tot de laagste en