‘Schoone reden! Neen, vriend, luister. Ik ben niet gewoon u te willen dwingen; want ik heb voor stelsel, zooals gij weet, dat de vriendschap geen band voor de vrijheid mag wezen; doch uwe eer is met deze zaak gemoeid. Kleed u aan en spoedig: gij zijt dit bezoek schuldig. Na vandaag verplicht u niets meer en staat het u vrij al of niet de kennis met de familie van Marietta voort te zetten.’
‘Het is waar,’ zegde Cesare, ‘welnu, ik zal u gehoorzamen.’ En een diepe zucht klom uit de borst des jongelings.
Franz lachte vroolijk en zegde:
‘Maar, mijn goede, ik begrijp u niet. Per Bacco! het is alsof ik u naar eene lijkstatie moest leiden, instede van naar eene vroolijke en glansrijke vergadering. Maar denk dan toch, nu zich de zalen van Marietta voor u ontsloten hebben, dat de eerste familiën het zich tot eene eer zullen rekenen u in de Conversazioni te ontvangen...’
‘Nu, nu,’ sprak Cesare, terwijl er zich eene blijdere uitdrukking op zijn wezen vertoonde, ‘nu, nu, ik gehoorzaam.’
En na eenige stonden had de jongeling zijne kleederen aangetrokken.
Een half uur later ontsloot zich de zaal van Marietta voor de twee vrienden.
De intrede van Cesare was statig en, ofschoon hij zich eenigszins ontsteld gevoelde, ging hij echter met kalmte de verplichte groetenissen bij de ouders van Marietta afleggen en hield dan eene kleine samenspraak met het meisje zelve. Zijn vriend Franz deed hem vervolgens met een aantal personaadjen, van min of meer belang, kennis maken en een kwaart uurs later voelde zich de jongeling volkomen in zijnen schik. Zijn natuurlijk fijn gevoel verstrekte hem ter ondervinding en eene wellevendheid en heuschheid, die hem ingeboren waren, maakten zijne samenspraak belangrijk en deden allen, met wie hij in aanraking kwam, eene voordeelige gedachte over hem opvatten. - Toen hij zich later met zijnen makker terug in samenspraak bevond, bedankte hij hem voor den goeden raad, dien hij hem gegeven had en toonde zich verheugd dien gevolgd te hebben. Tenzelfden tijd vroeg hij aan Franz:
‘Wie is die jonge opgesmukte heer, die thans het woord tot de Signora Marietta stuurt?’
‘Dat,’ zegde Franz, ‘dat noemt zich Felice Castroni. Ik kan dien kerel niet lijden...’
‘Zijn wezen bevalt mij ook niet,’ zegde Cesare.