te veel den zin van Gods woord te willen doorgronden, heeft God hen mogelijk met zinneloosheid willen straffen. Daarom, kind, wil ik dit boek niet meer onder de oogen hebben en ik bid u...’
Hier werd de spraak der vrouw onderbroken door eenen lichten klop, welke op de voordeur nederviel.
‘Dat zal de dokter zijn,’ zegde Lisbeth en zij snelde naar de deur.
Eer de vrouw terug binnentrad, had Frans het boek van de tafel weggelegd.
Nauwelijks was de geneesheer, want Lisbeth had het juist geraden, binnengestapt, of hij zegde:
‘Alles is in regel, brave Lisbeth. Pieter zal goed verzorgd worden. Ik heb ook uwen echtgenoot gezien: hij is gezond van lichaam, doch een weinig vermagerd en zijn geest is tamelijk bevredigd, ofschoon hij zich nog altijd met dezelfde dingen bezig houdt. Ik heb een woordje aan de oppassers gezegd en hun doen kennen welken beschermer de twee ongelukkigen... Want, ja, ze zijn toch ongelukkig...’
‘O, niet dan te veel!’ zuchtte Elisabeth, terwijl twee tranen over hare wangen rolden.
De geneesheer stampte met zichtbare ontevredenheid op den grond, zich verwijtende, dat hij de droefheid der vrouw door dit woord ‘ongelukkig’ had opgewekt. Hij nam intusschentijd een snuifje en ging voort:
‘Nu, ja, ik heb aan de oppassers zoo wat gezegd en ik kan u verzekeren, dat onze vrienden niet alleen aan niets zullen gebrek lijden, maar dat men hun ook de kleine verzettingsmiddelen niet zal weigeren. Pieter zal zijn gewoon pijpje in de tegenwoordigheid des bewakers mogen rooken, zoo dikwijls als het hem lust en den vader zal het nimmer aan snuiftabak mangelen: ik had daartoe eenen goeden voorraad medegenomen’
‘o Mijnheer, gij denkt aan alles,’ zegde Lisbeth; ‘nooit zal ik uwe goedheid genoeg kunnen erkennen.’
‘Ta, ta! al flauwe praat,’ zegde de geneesheer, ‘zwijg en luister naar hetgeen ik u nog te zeggen heb. Ik sprak gisteren met den meester van Frans en heb hem gevraagd waarom hij het dagloon van den jongeling niet verhoogde. Hij heeft mij gezegd, dat hij juist voornemens was dit nieuws aan Frans aan te kondigen.’
‘De baas heeft het mij vandaag gezegd,’ onderbrak Frans.