rooken. Marten viel als een verschijnsel in het gezelschap; want zijn aanzicht geleek eerder dit van eenen doode dan wel het wezen eens vroolijken studiemakkers, zooals hij van natuurwege was.
Hij liet zich op eene zitbank nedervallen en bleef sprakeloos. De drie jongelingen konden niet begrijpen wat hunnen vriend mocht overkomen zijn; en zij waren te diep door zijne droefheid geraakt om ze niet te eerbiedigen. Na eene lange stilzwijgendheid echter, greep een der jongelingen Martens hand vast en sprak:
‘Marten wat is u overkomen? Zeg, wat is er gebeurd?...’
‘o Franz,’ was het antwoord, ‘ik ben ongelukkig, de ongelukkigste der menschen.’
‘Hoe zoo? Spreek!’
‘Meester Severius gaat Roosje uithuwelijken. Het is reeds vastgesteld. Er is geene hoop meer!..’
‘Vriend,’ sprak Franz, ‘dit is ongelukkig; doch verhaal ons hoe alles gebeurd is en wat de meester u gezegd heeft.’
Marten voldeed aan die begeerte en verhaalde tot de minste omstandigheid zijns bezoeks.
Franz bleef in diepe gedachten verslonden, en antwoordde niet. Doch een der makkers, Wolframb genaamd, trad vooruit, en den ongelukkigen Marten eenen beker wijn aanbiedende, sprak hij:
‘Marten, mijn vriend, drink eens een' goeden teug en laat de smart niet aan uw hart komen. Alles is niet verloren. Meester Severius bemint u; de dochter, indien ik mij niet bedrieg, kan u zeer wel lijden, en de duivel hale mij zoo ik alles niet ten beste doe keeren. Ik ken onzen Aristoteles II, schoon ik zijn beste vriend niet ben, ter oorzake mijner oneerbiedigheid voor de grondstelsels zijns afgods, en ik verzeker u, dat Jonker von Grasheim geen gevaarlijk tegenstrever zijn zal. Roosje is geen aas voor zulk eenen vogel en mag niet dan eenen leerling onzer Hoogeschool in de hand vallen. Het goed moet gaan, waar het van gekomen is...’
‘Welnu,’ sprak Marten met eene zichtbare tevredenheid, ‘wat wilt gij aanvangen?’
‘Laat mij begaan,’ antwoordde de jongeling, ‘en breek uw hoofd daar niet mede. Ik heb mijn bestek reeds in den kop; laat mij en de vrienden maar werken, gij houdt u lijdend als het supinum neutrum, verscholen als de bedekte genitivus, en wanneer het oogenblik zal gekomen zijn, zullen wij u weten te vinden. Nu, drink slechts