Carlo. De meester, zooals gij weet, is niet altijd tot vergeving gestemd.’
‘Demonio!’ schreeuwde Carlo; ‘ik zeg niets kwaads voor het oogenblik, en er zijn tusschen ons geene verraders.’
‘Spreek stiller, Carlo,’ antwoordde Giacomo met eene bedaarde stem, ‘er zijn geene verraders te vreezen, dit weet ik; doch blijft gij zoo schreeuwen, dan hooren wij de aankomst van Fernando niet en hij kon wel zelf uwe woorden afluisteren.’
‘Per la madonna santa! gij hebt gelijk, Giacomo; nu, ik zal stiller spreken.’ En de kring schaarde zich dichter bijeen. Carlo ging voort:
‘Gij moet allen met mij bekennen, dat sedert dit tijdstip onze kapitein meer dan ooit kleine reisjes ondernam, dagen lang van ons verwijderd bleef en ons niet volgens gewoonte groote en profijtelijke ondernemingen aanbracht. Te meer zijn wij reeds sedert dan onveranderlijk in de omstreken van Pisa en Florencië gebleven, waar de jacht, gij moet het allen insgelijks bekennen, schraal is en het gevaar duivelsch groot.’
‘En wat wilt gij thans uit dit alles besluiten?’ vroeg Giacomo.
‘Ziedaar het groot punt. Ik denk, dat er de eene of andere oorzaak moet bestaan, waarom de kapitein ons zoolang in de omstreken doet blijven.’
‘Dat is wel mogelijk,’ zegde Giacomo; ‘de kapitein is niet dwaas genoeg om iets te doen, zonder er grondige reden toe te hebben.’
‘Dat weet ik ook. Giacomo, doch gij laat mij niet uitspreken. Het is mogelijk, dat gij inwendig om mij zult lachen; want gij, die onzen hoofdman immer vergezeld hebt, moet wel weten wat er onder de kaart ligt; doch wij kennen u, vriend, en vragen u geenen uitleg: uwe tong is zekerder dan een slot.’
‘Die hoedanigheid zou aan vele anderen geen kwaad doen.’
‘Dat is mogelijk, vriend, maar zie, ik spreek geern. Ik geloof, dat de goede God en de Madonna ons de tong gegeven hebben, om er ons bijwijlen van te bedienen. Ik voor mij vind daar vermaak in.’
‘Ga dan maar voort met uwen wijvenklap,’ zegde Giacomo en hij liet zich achterover op het gras zakken.’
‘Ziehier,’ vervolgde Carlo, ‘wat ik denk...’
‘En wat denkt gij?’ vroeg op hetzelfde oogenblik eent stem, die aan de roovers goed bekend was en die hen allen met schrik en verbaasdheid beving. Ten zelfden tijd voelde Carlo eene hand op