het vertrek haars echtgenoots. ‘Carlo,’ sprak zij op eenen lachenden toon, wanneer zij binnengetreden was, ‘hebt gij het inzicht gehad uwe Marietta te dooden, met zoo onbezonnen een vuurwapen te lossen?’ Carlo vond zich geheel onthutst, en zoo er geene duisternis in het vertrek geheerscht hadde, zou zijne vrouw gezien hebben welke gloeiende kleur zich in eens op zijn wezen vertoonde. Zijn hart klopte geweldig en het bloed scheen hem eenen hevigen brand in zijn hoofd aan te steken; want hij verstond de listigheid zijner vrouw. Een tot dan toe ondoordringbaar dekkleed werd hem van voor het aanzicht weggenomen, en eene verschrikkelijke verdenking zag hij op dit oogenblik in waarheid veranderd. De vrouw, die hij aanbad, bespotte hem!... Eerst meende hij in gramschap uit te bersten en haar heure ontrouw te verwijten; doch de listigheid, waarvan zijne gade zoo goed gebruik maakte, gaf hem het gedacht op dezelfde wijze te handelen. Hij antwoordde: ‘Ik had gerucht gehoord, Marietta, en daar het reeds zoo laat in den nacht was, dacht ik dat het mogelijk een kwaaddoener was, welke op u of iemand van onzen huize wilde aanleggen.’
‘Wel neen, mijn vriend, het was slechts de gondelier, welke mij tot aan de woning geleidde; doch een andermaal zal ik vroeger wederkeeren. Maar de nacht was zoo schoon, zoo aangenaam, mijn lieve Carlo! Wat heb ik dikwijls gewenscht u bij mij te hebben, om u de schoonheid der natuur te doen bewonderen. Oh! een andermaal zult gij uwe Marietta vergezellen, niet waar? Dan, dan zal er mij niets ontbreken!’
Terwijl zij dit zegde, hield zij niet op haren gemaal te streelen en te liefkoozen. Deze, welke niet langer dien verschrikkelijken toestand kon uitstaan, smeekte haar zich ter rust te begeven, haar verzekerende dat hij voortaan zulke ongegronde vrees niet meer zou gehad hebben.
De slaap ontweek de sponde van Carlo en den ganschen nacht voelde hij zich door de schrikkelijkste gedachten gefolterd.
Marietta, voor zeker houdende, dat haar echtgenoot niets verdacht, verjoeg alle ongerustheid en haar zachte slaap werd door de schoonste en aanminnigste droomen verlevendigd.