X.
Elisabeth aan Maria.
Mijne goede Maria, de liefde heeft zich van uw hart meester gemaakt. Gij bemint, en het is de heer Daniël, dien gij bemint.... Meerder schrijf ik u heden niet. Ik heb zooeven slechts uwen brief ontvangen en men wacht mij om te vertrekken. Ik ga met mijne moeder eenigen tijd op het speelhof van mevrouw A. doorbrengen. Dat u dit niet belette te schrijven; ik heb last gegeven om mij de brieven, die mij intusschen zouden geworden, toe te sturen. Bij mijne terugkomst te Brussel, terugkomst, die zich toch niet lang zal laten wachten, wil ik u op alles wijd en breed antwoorden. Gij zijt jonger dan ik, mijne lieve Maria; ik mag u derhalve raad geven. Tot dan vaarwel.
Uwe immer verkleefde,
Lisbeth.