XXIV.
Laurens aan David.
Pisa, 10 Mei 1844.
Ik weet niet of de toestand, waarin ik mij bevind, nog leven mag heeten...
Zij is dood, David! van mijne zijde weggerukt! zij, mijne zuster! mijne gade! mijne liefste!...
U mijne wanhoop beschrijven, kan ik niet. - U iets met kalmte verhalen, is mij onmogelijk, en echter zijn er reeds tien dagen verloopen, dat ik haar ter aarde heb zien bestellen, en dat ik weet, dat alle klacht ijdel, alle wanhoop nutteloos is!...
Lady Moor heeft dagen lang, met mij, hare hartsvriendin beweend; doch de eerste haren moed teruggevonden. Zij heeft een prachtig praalgraf besteld op het Campo Santo van Pisa. Zoodra het voltrokken is, hervatten wij de reis. - Zij zegt, dat mij zulks verstrooiing zal aanbrengen en alleen in staat is mijne droefheid te overwinnen. Ik doe of ik haar geloofde; maar ik voel, dat mijn leven geknakt is. - Ik laat mij geleiden: alles is mij onverschillig... Doch ik zal met haar gaan; want met haar kan ik over Amelie spreken, en zij alleen is bekwaam mijne smart te begrijpen.
Geef mij een laatste bewijs uwer vriendschap, David. Kondig gij, met alle mogelijke voorzorgen, de ramp, die ons treft bij de ouders van Amelie aan; en wanneer er eenige bedaardheid in hunne ziel gekomen is, toon hun dan mijnen brief en bestel hun de hier ingeslotene vol-