XXV.
Aan den heer David Eliaers, geneesheer te Brussel.
Londen, 11 Oogst 1845.
Sir Laurens
Heeft de eer u zijne aan te kondigen met Lady Jenny Moor, gravinne van Ersfeard, Littleby, Kennery, enz., enz., enz.
Lady Moor
Heeft de eer u hare echtvereeniging aan te kondigen met Sir Laurens, graaf van Ersfeard, Littleby, Kennery, enz., enz., enz.
Mijn oude vriend David,
Die inliggende huwelijkskaarten zeggen u genoeg. - Ik geloof, dat ik thans het echte geluk gevoden heb... Ik bemin Lady Moor, zooals Amelie mij vrooger bemind heeft, en kalm beantwoordt zij die liefde.
Hiernevens maak ik u eenen akt over, waarbij ik het volle bezit mijner goederen in België aan de ouders van Amelie afsta. Dat zij er mede handelen zooals zij het goedvinden, of het liefst als een klein geschenk van mij aanvaarden, dat niet in vergelijking kan gebracht worden met wat zij mij vroeger geschonken hebben, door Amelie aan mij te verbinden, dien engel, dien ik nog dagelijks met Jenny betreur...
Tracht mijne bezittingen door de ouders van Amelie te doen aannemen, vriend David; want, onder ons gezegd, ik weet, dat zij veel in de publieke fondsen verloren hebben, dat hunne fortuin geknakt is, en ik wil niet, dat er hun, in hunne oude dagen, iets zou ontbreken.
Aanstaanden zomer koom ik denkelijk met mijne vrouw naar België, om al onze oude vrienden nog eens te zien. Hoe aangenaam het mij zal zijn u nogmaals de hand te drukken, moet ik u niet zeggen.
Lach niet te veel met mijne aangeworvene titels, vriend David; want dat is in Engeland, zoowel als in België, eene zeer ernstige zaak voor de dommerikken; en het zal toch aan mijn hart geen kwaad doen.
Uw trouwe
laurens.
einde van het eerste deel.