Volledige werken. Deel 1


VII. Laurens aan David. Antwerpen, 16 October 1843. Het u kwalijk afnemen, dat gij mij open uwe meening zegt? En of ik aan uwe vriendschap nog geloof? - Hoe zijn die twee denkbcel-
[pagina 134]
den in uwen geest toch kunnen opkomen! - Ik heb geenen tijd willen verliezen en ik schrijf u deze weinige woorden, om u to zeggen, dat al wat mij van uwentwege komt, welgekomen is en dat gij nooit open genoeg met mij kunt spreken. - Onze vriendschap is eene ernstige zaak, David, die tegen alles bestand is en door geene woorden, door geen verschil van wijsgeerige of dwaze overtuiging, kan gekrenkt worden. Dat ik er zoo over denk, zal ik u bewijzen, door voort te gaan met u open in mijn gemoed te laten lezen - dit gemoed mag u dan ook zwart of rooskleurig toeschijnen. Doch ik hoef het u door niets te bewijzen. Gij gelooft mij op mijn woord, zooals ik u geloof. - Mcorder kan ik u thans niet schrijven... Amelie wacht mij... laurens.