vrouwen, niet in staat zijn goed te beoordeelen, te kunnen ter harte nemen. Met ongeduld, blijf ik en uwe zuster u verwachten.’
Uwe moeder,
klara.
De brief viel, bij de lezing, uit Walters handen, en de jongeling was genoodzaakt zich op eenen stoel te laten nedervallen. Hij bedekte zich het aanzicht met de handen, en een vloed van tranen stroomde uit zijne oogen. De ouderling had dit verschrikkelijk uitwerksel met angst beschouwd, en, wanneer hij den jongeling in tranen zag losbersten, was hij tot hem gesneld en bad hem, toch de reden dier droefheid te willen zeggen.
Walter bezag hem met medelijden en legde hem den inhoud des briefs voor: ‘o Vader,’ riep hij, ‘verstaat gij al de afgrijselijkheid van mijnen toestand? Verstaat gij wat het is, eerst eene tedere en aangebeden minnares te verliezen, en dan eene moeder en eene zuster in armoede en ellende gedompeld zien, en u, mijn vader, mogelijk niet meer te kunnen helpen...!’
‘Mijn zoon,’ sprak de ouderling met statigheid, ‘de plicht eischt, dat gij oogenblikkelijk vertrekket: uwe moeder, uwe zuster hebben u noodig. Wat mij betreft, denk daar niet aan: ik ben aan de armoede gewend, en God toch zal in alles voorzien...’
De jongeling bleef eenen tijd zonder te antwoorden.
‘Welnu,’ sprak hij eindelijk, ‘ik gehoorzaam u; want ik aanzie u als mijnen vader. Morgen vroeg verlaat ik u en zeg u vaarwel; doch ik hoop niet voor eeuwig. De kunst laat mij nog eene schoone baan open: ik zal die met moed bewandelen, en voor mijne moeder en zuster zorgen, en ook voor u, mijn vader...’
De grijsaard drukte de hand van Walter met eene zichtbare tevredenheid, zegde hem nogmaals zich niet over hem te bekommeren, en drukte hem dan in zijne armen, waarin hij hem langen tijd geklemd hield.
Toen de avond gevallen was, gingen Walter en de ouderling nog gezamentlijk een bezoek aan het graf van Anna brengen. De jongeling bleef, in weemoed verslonden, eenige oogenblikken voor de grafplaats geknield. Hij rukte een blauw bloemtje, dat op het graf ontloken was, van zijnen stengel, en plaatste het bij een klein afbeeldsel van Anna, dat hij, sedert des meisjes afsterven, gedurig op zijne borst droeg.
Des anderendaags 's morgens had Walter het dorp verlaten.