natuur voor oogen te nemen, en die alledaagsche dingen, welke te dikwijls gebeuren, om nog indruk op de menigte te maken, wier hart, om zoo te zeggen, verstaald is, in eenen eenvoudigen stijl en trant te schetsen. De gewone man begrijpt zulke dingen nog.
Ik zag weldra, dat, om zulk een doelwit te treffen, ik geene pracht moest ten toon stellen; dat ik gerust die verlokkende beeldspraak, welke zoo goed tot het gehoor en zoo weinig tot het hart spreekt, kon daarlaten, en er mij niets anders te doen blecf, dan mijn verhaal op het papier te laten vloeien, zoo als ik het, bij winteravond aan het vuur gezeten, aan den eenen of anderen braven vriend zou verteld hebben. vond nu de wijsgeer ziekelijke wonden, zonder hulpmiddelen daarnevens, aangeduid; vond de minnaar van schoone letteren geenen stijl, die hem het oor en den geest bekoorde; vond de romantische droomer geene tafereelen, die hem dieper in zijne verbeeldingen konden dompelen; - het was mijne schuld niet. Mijn onderwerp, zooals ik het had daargesteld, vergde van mij niets anders, dan verstaanbaar te zijn, de eenvoudige harten trachten te ontroeren, en hen soms eenige leerzame dingen te doen gevoelen.
Ja, lieve lezer, zoodanig was mijn ontwerp, en ik moet u met schaamte bekennen, dat ik, niettegenstaande mijn goed voornemen, in de laatste hoofdstukken hiervan eenigszins ben afgeweken; doch ik heb mijnen misslag gezien en ben geen verharde zondaar: de bekeering volgt weldra.
Voor u dan, eenvoudige burger, voor u is dit boek bestemd. Gij alleen zijt bekwaam, om al het hevige, al het hartknijpende te gevoelen, dat in het gemoed eens braven wonen kan. Gij alleen zijt bekwaam, door uw onvervalscht gevoel, datgene aan mijn verhaal bij te zetten, wat ik u niet in langdradige en gebloemde volzinnen afschilder. Hij, die zijne leden op fluweelen kussens uitstrekt; hij, die des winters tegen de koude en in den zomer tegen de hitte beschut is; wiens weeke vingeren bij zomerdag door fijne zijde tegen de roosting der zon, en des winters door warm bont tegen het klieven beschermd zijn; die zijne voeten nooit bij slecht weder in het slijk der straten drukt; die nooit door den sneeuw wandelt; wien de brandende stralen der zon, noch de arbeid ooit het zweet ontpersen; wiens grootste ongelukken slechts de werkeloosheid en de verveling zijn; o neen! voor hem is dit boek niet geschreven: hij Jean het niet verstaan. Het denken slechts aan eene arme woning, is hem walgachtig; de armoede is voor hem door