de, sprak zij: ‘o Mijnheer, ik dank u dat gij mij van dien schelm verlost hebt.’ Walter voelde zich bij die zoete woorden het hart als overweldigd. Een traan blonk op zijne wangen en stamelend bad hij om den uitleg van het gebeurde. Anna had Walter voor den jongeling herkend, die reeds in hare woning geweest was, en dit maakte haar stout om hem uit te leggen, hoe zij op het bureel des Armbestuurs gevaren was, en hoe diezelfde heer haar nu ontmoet had en haar de verachtelijkste aanbiedingen had durven doen. Walter stampte van woede op den grond, bij het hooren van zulke gruwelen:
‘o Meisje!’ riep hij uit, ‘gij zijt een deugdrijk meisje, gij zijt een engel... Doch,’ ging hij voort, van toon veranderende, ‘vergeef mij, zoo ik u iets durf vragen; uwe ouders zijn in nood en lijden gebrek, laat mij iets ter verzachting uws lots bijdragen. Daar, neem dit geld, ik bid u, weiger mij niet!’
En Walter trok zijne geldbeurs uit en reikte die het meisje smeekend toe. Anna stootte ze zachtjes terug en sprak:
‘Mijnheer, over eenige dagen waren wij in nood, in uitersten nood; ja, wij leden honger; doch nu zijn wij voor langen tijd beveiligd.’
Hierop verhaalde zij de heldhaftige opoffering haars broeders, en tranen van weemoed en liefde ontrolden aan 's jongelings oogen.
Het meisje hield op met spreken, en Walter, door haar aanschouwen als weggevoerd, bezat geene woorden om uit te drukken wat hij in zijne ziel gewaar werd. Zij bleven eenige oogenblikken elkander sprakeloos aanstaren. Eindelijk reikte Walter zijne hand, en die beweging was zoo natuurlijk, dat Anna zich als gedwongen vond de hare insgelijks toe te steken. De handdruk, welken Walter haar gaf, deed haar het bloed als tot het hart terugsnellen, en een gevoel in hare ziel oogenblikkelijk ontstaan, dat haar tot nog toe onbekend was geweest. Dan, eene schaamteblos bekleurde eensklaps hare wangen, en hare hand uit die des jongelings rukkende, vlood zij als eene binde weg.
Walter bleef als een beeld staan en zag Anna na, tot dat ze hare woning was binnengetreden.
De gewaarwordingen beschrijven, die 's meisjes hart dien avond en dien nacht vervulden, is onzer te weinig kiesche pen onmogelijk. De lezers of de lezeressen, die de liefde gekend hebben, zullen zich licht kunnen herinneren wat zij in dergelijke stonden in hun hart hebben gevoeld.
Wat Walter betreft, hij voelde zich als verlicht, hij hoopte en was gelukkig. Des anderdaags bekende hij openhartig aan zijnen vriend Frans, dat hij waarlijk verliefd was.