als Lady gezegd heeft, wy zyn allen pligtig geweest; doch zonder onze schuld.
En dan, zich tot den vader van Amelie wendende, en hem de armen toereikende, riep hy:
- Vader! zeg: zal ik eene familie terug vinden?
- Myn zoon! snikte de ouderling, Laurens aen het hart drukkend,...maek Amelie gelukkig en gy zult ons aller zegeningen mededragen! Zy is de eenigste schat dien ik bezit, de eenige myner kinderen die God my gespaerd heeft, en zy is waerd gelukkig te zyn!...
Dit tooneel, zoo als gy ligt kunt denken, David, had myne arme vriendin, die reeds, door de uitgestane rampen en de zenuwaenvallen, zoo zeer verslapt was, onuitsprekelyk afgemat. Lady Moor was de eerste om zulks te doen opmerken.
- Amelie, zegde zy, gy hebt rust noodig; doch eer ik u verlaet, heb ik u nog eene bede te doen. - Laurens, ik heb het u gezegd, is my een vriend; morgen zal ik u zeggen waeraen die vriendschap haer heilig bestaen verschuldigd is, of liever, Laurens zelf zal het u doen kennen en u zeggen waerom ik aen die vriendschap houde. Dan, zulks is my niet genoeg; ik wil ook uwe vriendschap winnen en ik vraeg er u om?
- Mevrouw! zuchtte Amelie.
- Myn naem is Jenny, onderbrak de Lady, noem my zoo!..
- Ik ben u het leven verschuldigd en myne erkentenis...
- Uwe vriendschap, Amelie! die vraeg ik.
- Voor eeuwig...zuchtte de kranke.
- Heb dank, zuster, zegde Lady Moor en, eenen zachten kus op het blanke voorhoofd van Amelie drukkend, voegde zy er by: - tot morgen!...en dan verwyderde zy zich van het bed.