- o Moeder, lieve moeder! zuchtte ik....
- Gy hebt ongelyk gehad, Amelie, ging zy voort, van my uw hart niet te openen. De zaken waren alsdan niet zoo verre gekomen; gy hadt vroeger gelukkig geweest, of, zoo niet, hadden wy ten minste de smart gespaerd. Doch, dat is nu te laet en denken wy enkel aen den tegenwoordigen toestand. Zeg, Amelie, bemint gy Laurens, zoo als de brief uwer vriendin het my zou doen gelooven?...
- Meer dan die brief het u zou kunnen zeggen, moeder! zuchtte ik; meer dan myn eigen mond het u zou kunnen doen kennen!
- En...Laurens...bemint hy u?...
- Gisteren nog dacht ik er my verzekerd van, moeder...thans twyfel ik.
- En waerom?
- Ik weet niet; doch ik twyfel...
- Ik ook twyfel, Amelie, en denk er reden toe te hebben...
- o Moeder! spreek en doe, zoo gy kunt, myne marteling eindigen; want, o ik zeg het u! liever de dood dan die byblyvende twyfel!
- Wees bedaerd, myn kind, en luister. En met kalmte sprak zy:
- Sedert eenigen tyd de overtuiging denkende te hebben, dat gy door eenen hartstogt beheerscht wierd, die niet zonder invloed op uw leven kan blyven, heb ik meer dan eens, my met Laurens bevindende, hem de gelegenheid gegeven, om, indien hy inzigten jegens u koesterde, my zulks te kunnen verklaren. Hy heeft van geene enkele gelegenheid willen gebruik maken, en het werd my zelfs onbetwyfelbaer dat hy dergelyke gelegenheden begon te vlugten...Het heeft my ten minste zoo toegeschenen. - Zulks deed op myn