dus, zoo min als uwe ziel, kan overtroffen worden!...En gy?...o Gy gevoelt het, niet waer? Gy leest in myne oogen dat uwe Amelie slechts een deel van u zelven geworden is, dat zy door u leeft, door u bestaet, zoo als de zielen van al wat door God geschapen is, door en in God leven....o Laet my u alles wezen, Laurens! uwe dienstmaegd, uwe vriendin, uwe zuster, uwe heilige! uwe minnares! uwe gade!.....................................
Doch, ik verdwael, myne goede Clotilde; ik schryf aen u en ik spreek aen Laurens...Het is, ziet gy, dat myn geest my niet meer toehoort, dat ik slechts door eene enkele gedachte leef, en die gedachte is: Laurens! het is dat ik slechts naer een enkel voorwerp verlang, en dat is Laurens; het is dat slechts nog eene enkele verzuchting uit mynen boezem kan opstygen, en die verzuchting is een roep op Laurens; het is dat alle myne geestvermogens, al myne zintuigen slechts op een enkel schepsel gevestigd zyn, en dit schepsel is Laurens!..o Nog eens! vergeef my, Clotilde, vergeef my, myne goede, myne toegevende vriendin! Het is, ziet gy, dat onze warme vriendschap zelve in dien kamp moet onderdoen en zich met al het overig in myne liefde voor Laurens moet versmelten!...
Myn hoofd brandt! het harte klopt my, alsof het myn boezem wilde doen breken...Ik heb lucht noodig. - Ik ga in den tuin. - Straks zal ik mynen brief voortschryven. - Mag ik het wel eenen brief noemen?...
Ik koom uit den tuin weder. - De grond ligt met eene dikke yskorst bedekt; de koude is hevig; een scherpe noorderwind zweept door de naekte kruinen der boomen. - Ik