| |
| |
| |
VIII.
Sedert de betooging leken de verhoudingen veel beter op de colonie. Er heerschte eendracht. De atmosfeer van wantrouwen, van verholen onderlinge vijandschap, scheen geweken. Marius was plots omgeslagen ten gunste van Jacques, geheel en al gewonnen door dezes welsprekendheid op den bewusten avond. Ook met Gutemberg kon hij het thans best vinden. Zelfs Vincent, op wien de schitterend rethoriek nog al nuchter afgegleden was, voelde zich milder gestemd tegenover den impulsieven makker, die zich met zoo'n heiligen ernst aan den roes van eigen woorden begeesterde.
Pierre daarentegen hield zich afzijdig. Na dien heerlijken zomermorgen, toen ze saam naar de stad reden, had Vincent gehoopt voortaan een geheel ander mensch in hem te vinden. Iemand die van zijn ontboezemingen deelgenoot zou zijn, en die zelf ook zijn volle vertrouwen schonk. Wel eenigszins romantisch had hij gehoopt dat de verhouding tusschen hen beiden nu geheel anders worden moest.
Maar Pierre bleef dezelfde stugge natuur die hij altijd was geweest. Wel lag er soms een warmer intonatie in zijn stem, was zijn handdruk wat steviger, doch daar bleef het bij. Nog steeds huisde hij afgezonderd in zijn hut. Hij zocht geen toenadering, scheen aan geen gezelschap behoefte te hebben. Dagen gingen voorbij zonder dat men hem zag.
Maar het leven op de colonie leek er gezelliger door geworden. Pierre was de eenige nu, bij wien Jacques' plannen geen volle instemming vonden.
| |
| |
Zijn aanwezigheid zou alleen als een rem, als een hinderpaal kunnen gevoeld worden. Marius, die vroeger de nijdigste tegenstander was, bleek nu geheel en al laaiende geestdrift.
- Die Jacques is een kraan van een vent! vertrouwde hij aan Vincent, toen ze saam bezig waren in den tuin. Kan me die spreken! Ik krijg er nog kippenvleesch van, als ik er aan denk. Ik zal niet zeggen dat hij ook niet zijn gebreken heeft, maar je weet wel, Lombroso beweert dat de genialiteit....
Het leven ging zijn dagelijkschen loop. Van de staking kwamen goede berichten toe. Niet dat de stakers het wonnen. Neen, maar alles verliep zooals Jacques had voorzien. De toestanden waren verscherpt, het ledenaantal van de syndicaten groeide aan. Nog nooit had de organisatie zoo sterk gestaan, noch werden er zooveel bladen en brochures verkocht.
Met het eerste slechte weer was Vincent in de drukkerij gaan werken. Men had er de handen vol: manifesten, tracts, vlugschriften moesten er bij de stakers den moed in houden. Dank aan Gutemberg leerde hij op enkele dagen genoeg letterzetten om een klein strooibiljet te composeeren. Terwijl de fijne regen langs de ruiten zeeverde, was het gezellig in de kleine drukkerij. Een lekker houtvuur ronkte in het roestige kacheltje.
De arbeid leek interessanter, minder vermoeiend dan het tuinierswerk bij dit ongunstig weer. Meestal werkten ze met hun beidjes; soms kwam Jacques een paar uur meehelpen, doch bij hem was er de aardigheid spoedig af en hij ging weer naar zijn kamer, artikelen pennen en voordrachten prepareeren, ofwel zijn uitgebreide briefwisseling in regel stellen. Marius was in zijn tuin;
| |
| |
de vrouwen zaten in de keuken; Pierre bleef onzichtbaar.
Ofschoon Gutemberg wel een beetje sloom en achterbaksch bleef, bevorderde de gemeenschappelijke arbeid toch een zekere sympatie. Geleidelijk toonde hij zich ook minder terughoudend tegenover Vincent. Heelemaal van alle burgerlijk vooroordeel vrijgevochten, was hij niet, want hij bleef Jacques toch altijd min of meer zoo wat als de meester van de colonie aanzien. Waarover hij het dan meer dan eens aan den stok kreeg met Marius, voor wien de libertaire leus ni dieu, ni maître als eerste en onaanvechtbaar principe gold.
Gutemberg had niet zooveel ervaring als Marius, en hij was minder communicatief, maar hij ook had heel wat van de wereld en van de anarchistische milieus gezien. Het bleek hem niet steeds voor den wind te zijn gegaan. Zoo onder het werken door, liet hij wel eens een en ander los over zijn schamel bestaan te Parijs. Des winters, als hij soms weken lang zonder werk zat, had ook Gutemberg, zonder brood en zonder dak, rondgezworven op de boulevards, vrachten gesjouwd aan de hallen of op zijn bord soep gewacht in het nachtasyl of bij het Leger des Heils.
Vincent zag zijn eigen donkere dagen terug. Was het te verwonderen dat zoo'n wereldje de beste recruten leverde aan de strijdende anarchie? In de libertaire groepen, op de redacties of in de drukkerijen van de revolutionnaire blaadjes, trof men volk van allerlei slag: verloopen sujetten en intellectueelen, gedeclasseerden en half ontwikkelden. Men vond er heel wat kaf onder het koren. Maar lag het niet voor de hand dat de strijd om het bestaan, de opstandigen kweekte, de bittere bestrijders van de oude maatschappij?
| |
| |
Ook Gutemberg vertelde graag. Eenmaal op dreef, wou hij ook niet verbergen dat er ginder, in de parijzer groepen, nog al wat gekletst werd over de colonie. Ze was immers het voorwerp der algemeene belangstelling en voor allen toch zoo wat het symbool van het nieuwe rijk.
En gunstig luidden die praatjes nu wel altijd niet. Als Jacques ginder de vrienden ging opzoeken - en Marius ook die daar zijn relaties onderhield - hadden ze wel eens een woordje over de heerschende moeilijkheden gerept. Zoo stond Pierre daar ongeveer aangeschreven als de kwade geest van de colonie, wiens koppige dwarsdrijverij steeds de stokken in de wielen kwam steken.
Met het verloop van de staking steeg ook Jacques' gezag. Pierre hield zich nu heelemaal op den achtergrond, zoodat het gevaar voor de steeds broeiende tweedracht voorloopig geweken scheen, toen Jacques zelf, op een dag die mooie stemming weer heelemaal bederven kwam.
Het was naar aanleiding van een wissel voor de betaling van de pers. Jacques had het overbodig gevonden de makkers op de hoogte te brengen. Zoo gebeurde het een morgen, rond het uur waarop de post moest komen, terwijl Vincent en Gutemberg in de drukkerij bezig waren, dat Marius opgewonden binnen stormde met het nieuws:
- Ze zijn daar met een wissel voor de pers... En er is geen geld in kas...
- Is Jacques niet thuis? vroeg Gutemberg.
- Die is gisteravond vertrokken, de lammeling! Zijn me dat manieren om, als er iets op handen is, er zoo stiekum uit te muizen en ons voor den last te laten staan!
- Hij is misschien op zoek, om het geld bijeen te krijgen, vergoelijkte Gutemberg.
| |
| |
- Dan had hij ons ten minste moeten verwittigen. Maar van al zijn doen en laten vertelt hij nooit een woord. Dat blijft zoo niet duren... daar sta ik borg voor...
De wissel moest natuurlijk geprotesteerd worden.
Twee dagen nadien verscheen Jacques weer op de colonie. Volgens gewoonte was hij 's avonds laat thuis gekomen, zonder dat iemand er iets van had bemerkt. Vincent en Gutemberg, die in de zetterij bezig waren, werden rond den middag plots opgeschrikt door een luiden twist in de huiskamer. Daar vonden ze Jacques en Marius, met gloeiende koppen gereed om elkander te houden
Er was heel wat beleid noodig om weer eenige kalmte te krijgen. Eindelijk wou Jacques toch enkele ophelderingen verstrekken. De toestand werd er niet beter door. Slechts een eerste korting was bij de levering van de pers betaald; de rest moest bij middel van maandelijksche wissels vereffend. Nu was Jacques bij alle vrienden en kennissen gaan aankloppen. Maar vruchteloos. Er ontbraken een paar honderd frank. Daar bleef maar één redding: de koe verkoopen. Het voeder zou in den winter schaars zijn. Beter ze nu weg te doen, zoolang men nog een fatsoenlijken prijs krijgen kon.
Niet zonder lang aandringen gelukte het hem den weerstand te breken. Een week later kwam een veekoopman het beest halen. Het was een overtrokken zomermorgen. Gervaise brak in snikken los, toen ze de koe aan de bocht zag verdwijnen. Jacques had den prijs al opgestreken om den geprotesteerden wissel te betalen.
De volgende dagen waren lusteloos voor iedereen. Hoe Pierre de zaak opgenomen had wist men
| |
| |
niet. Die bleef onzichtbaar. Maar ditmaal bleef Marius des te nijdiger wrokken, omdat al het vertrouwen dat zijn geestdrift weer in Jacques gesteld had, plots zoo deerlijk was beschaamd. En daar zijn opvliegend temperament de teleurstelling niet verduwen kon, liet hij geen gelegenheid tot giftige zinspelingen voorbijgaan, wat gewoonlijk op heftige woordenwisselingen uitliep.
Bovendien werd de koe fel gemist. Ze leverde melk en boter voor de reeds niet weelderige keuken van de colonie. Nu met den aanvang van den herfst, die zich hier op de hoogte vroeg gevoelen deed, de opbrengst van den tuin reeds begon te verminderen, werd dat dubbel gevoeld. Wel had de verkoop een overschotje gelaten dat men in enkele dagen had opgeteerd, maar dan voelde men de ontbering scherp. De verhoudingen werden er niet beter door.
Blijkbaar broeide bij Marius deze dagen een plan. Vincent had het reeds gemerkt. Op een zonnigen morgen, toen ze weer samen in den tuin bezig waren, speelde de ander open kaart. Jacques moest hier weg. Het was noodig voor het welzijn van de colonie: Het collectief bewustzijn waarop elk experimenteel communisme...
Hij zocht een geleerde uitdrukking om zijn periode af te ronden. Hoe hij het zou aanleggen om Jacques tot heengaan te dwingen, voegde hij er niet bij. Dat wist hij zelf nog niet. Het kwam er maar op aan dat de anderen het met hem eens waren. De rest zou vanzelf wel volgen, meende hij met zijn voortvarendheid van echt méridional.
Maar Vincent had geleerd sceptisch te zijn. Zeker, de houding van Jacques was alles behalve correct. Toch ging het niet hem daarom zoo maar
| |
| |
buiten te gooien, gelijk de drastische uitdrukking van Marius luidde.
Maar de koppige Marseillees wou geen redeneeren meer hooren. Dat liep uit op een strijd en er viel nog maar te zien wie tegenover elkander zou staan: de meening van Pierre was voldoende gekend; de vrouwen bleven neutraal. Gutemberg zou het zeker met Jacques houden. Dus was het Vincent, die het gewicht in de schaal moest werpen...
Vincent was echter allesbehalve geneigd dit scherpe evenwicht te verbreken en zoo verliepen de eerstvolgende dagen mismoedig onder een eersten grauwen najaarshemel. Zij ontnamen hem ook zijn laatste illusies over het experimenteel communisme. Van op haar zelve te bestaan, door eigen middelen in haar onderhoud te voorzien, kon voor de colonie wel bezwaarlijk ooit sprake geweest zijn. Van lieverlede leerde hij de middeltjes kennen waarmee Jacques zijn schuitje tot nog toe boven water had weten te houden.
Want zoowel door Marius die, alleen maar om aan Jacques' gezag afbreuk te doen, alles vertellen kwam dat hij tot nog toe verborgen had gehouden, als door Gutemberg die, met een tegenovergesteld doel, toch ook heel wat uit den winkel verklappen kwam, kreeg Vincent thans een geheel ander inzicht over het ontstaan en de ontwikkeling van de colonie, dan men hem tot nog toe had voorgegoocheld.
Een paar bekende litteratoren die met extremistische gedachten coquetteerden; een millionair-anarchist die van het begin af belang in dit experiment had gesteld, nog een paar vermogende geestverwanten hadden de eerste fondsen verstrekt. En het was Jacques' behendige wijze om
| |
| |
deze vrijgevigheid te exploiteeren, veel meer dan zijn energie of zijn doorzettingsvermogen, die aan de colonie toegelaten hadden, zich steeds verder uit te breiden.
Steeds weer en opnieuw werd er door hem beroep op alle mogelijke beschermers en ondersteuners gedaan. In de anarchistische bladen en tijdschriften publiceerde hij artikelen met inschrijvingslijsten ten bate van zijn werk. Het was eenvoudig roerend hoe sommige overtuigden, arbeiders en onbemiddelde stakkerds, hun bijdrage kwamen storten voor een werk, waarvan zij hoopten dat het de toekomstmaatschappij hier aan het verwezenlijken was.
Een ergerlijke exploitatie van de goedgeefschheid, leek het op sommige oogenblikken. Welk zelfrespect bleef er den colonisten dan nog in zulke omstandigheden? Toch ware het nog eenigszins aan te nemen geweest, indien men had kunnen getuigen dat dit werkelijk de propaganda ten goede kwam, dat de idee erdoor werd gebaat.
Geen kwestie van. Het geld werd verspild aan experimenten en ijdele liefhebberijtjes, aan het uitvoeren van allerlei plannen, die bij voorbaat gedoemd waren te mislukken. En die steun was niet gering; met de opbrengst had men een flinke onderneming kunnen opzetten. Doch alles verdween in den bodemloozen afgrond van een ongelooflijke slordigheid.
Nooit hield Jacques eenige rekening. Ondanks den onverpoosden arbeid van de andere colonisten, ondanks de offervaardigheid van Pierre, bleef de toestand even wankelend. Zijn onberekende plannen stuurden de beste voornemens der anderen steeds weer in de war. - Hij is eenvoudig onverantwoordelijk, verklaarde Marius.
| |
| |
Natuurlijk kon dat alles ook niet steeds voor de buitenwereld verborgen blijven. Als Marius bijzonder uit zijn humeur was, of weer eens met Jacques herrie had gekregen, wat in de laatste dagen steeds vaker gebeurde, ging hij naar de stad zijn gemoed luchten bij de partijgenooten en geestverwanten van de libertaire groep.
- Het werd eenvoudig een schandaal! vonden de puriteinen van de communistisch-anarchistische leer. Zoo'n colonie moest als een baken zijn, vanwaar het licht der libertaire idee heinde en ver in de ronde straalde. Maar het was een ergernis voor de vrienden; een voorwerp van spot voor bourgeoisie en kapitalisme. Daar moest een eind aan komen, of zij zouden er zich mee bemoeien.
Inderdaad, het was niet te loochenen dat het er soms bar toeging. Nu de oogen van Vincent eenmaal geopend waren, verwonderde het hem slechts hoe hij dat alles niet vroeger had gemerkt. Soms leek het wel alsof zij allen onbewust comedie speelden, hij zelf niet uitgezonderd.
Zoo gebeurde het soms dat gedurende een gansche week geen van allen een ernstig werk uitvoerde en zelfs de vlijt van den onvermoeibaren Marius verflauwde, om den tijd met eenig liefhebberijtje te verbeuzelen - bij dezen het aanvullen van zijn wetenschappelijke terminologie - dat pompeus als geestesarbeid betiteld werd.
Maar des Zondags was iedereen op post en zwoegde dat het zweet hem afdreef. Dan waren er bezoekers te verwachten, zoodat het wel noodig bleek zich zelf wat alluur te geven. Er waren ook gasten die bleven noenmalen en in ruil een bijdrage voor het propagandafonds achterlieten. Op zoo'n dag was het maal van ascetischen eenvoud. Aardappelen, groente, brood en sla; als
| |
| |
drank het water van de bron. Nooit liet Jacques zoo'n gelegenheid voorbijgaan, om in een web sprekenden heildronk te wijzen op de sobere en gezonde levenswijze waartoe de natuur aan de colonisten zoo ruimschoots gelegenheid bood.
Doch in den loop van de week, als er minder bezoek te verwachten was, bleken Jacques' bespiegelingen over de soberheid niet meer dan een stijlfiguur. Gutemberg, die als jongste lid van de colonie, Vincent voor dit karweitje had opgevolgd, werd meer dan eens met de dikgebuikte wijnkruik naar het dorp gestuurd. Een glaasje bij den maaltijd wekte een prettige stemming waarin twist en tweedracht vergeten werden.
Zelden kwam er vleesch op tafel, maar nooit ontbrak het aperitief. De absinthe-flesch was het voorwerp van een vereering waar zelfs Marius' liefde voor zijn sociologisch woordenboek bij verbleekte; la bleue had echter niet dezelfde vredebrengende uitwerking als de wijn. Onlangs nog, toen Jacques en Marius weer eenigszins aangeschoten aan het discuteeren waren gegaan, hadden Vincent en Gutemberg al de moeite van de wereld om een vechtpartij te voorkomen.
Soms ook ontaardde de comedie in een pikanter klucht. Het ontbrak hier niet aan mooie leuzen, waarmee men zelfs de meest alledaagsche dingen omhangen kon. Bij de talrijker bezoeken in de vacantiedagen bleek dat beter dan ooit.
Een aanzienlijk contingent daaronder werd door de parijzer volksuniversiteiten verstrekt, waarin het vrouwelijk element domineerde. Vrije vrouwen en anarchiste's in spe, wien de jongensachtige allures toch niets van haar coquetterie ontnomen hadden. Zoolang Vincent zich niet speciaal met de bezoekers bezig hield, had hij daar geen
| |
| |
acht op geslagen. Met de vacantie-periode veranderde dat.
Voor de ontvangst van die bezoekers, werd door de colonisten een logische verdeeling van den arbeid toegepast; elks speciale capaciteiten kwamen naar gelegenheid tot hun recht. Leden van de syndicaten, politiekers, geestverwanten uit de arbeidersbeweging, werden door Jacques te woord gestaan, die hun de voordeelen van een communistische exploitatie uiteenzette. De leden van de vrije groepen, de zuivere anarchisten en abstract-libertairen, vonden in Marius een bijzonder geestverwant. Als er eenvoudig nieuwsgierigen kwamen, die geen partijgenoot waren, gebeurde het wel dat Pierre ze rond leidde. Bescheiden trad Gutemberg op wanneer Jacques afwezig was, als dezes rechterhand en plaatsvervanger.
Dat was spontaan en vanzelf gegaan, naarmate ieders affiniteit. Als er artisten of intellectueelen kwamen, trad Vincent op den voorgrond. Even vanzelfsprekend had men hem tot cicerone van de vrije vrouwen en geëmancipeerde meisjes der volksuniversiteiten gepromoveerd. Jacques had hem eens aan een groep bezoeksters voorgesteld:
- Voici le jeune homme qui a abandonné une situation enviable et un brillant avenir, pour se vouer exclusivement à notre grande Idée; pour vivre modestement avec les humbles et les travailleurs, dont in partage le sort obscur et les âpres labeurs....
De eerste maal stemde die hoogdravende lof hem eenigszins onaangenaam. Het kon heel wel zijn dat Jacques volkomen in die welsprekendheid geloofde, maar het voorwerp ervan had moeite om ernstig te blijven. Zeker, zijn eerlijke overtuiging had hem naar hier gedreven. Maar die situa-
| |
| |
tion enviable en die brillant avenir waren wel niets anders dan een in doelloos zoeken reeds half vergooide jeugd. Niets had hij volgehouden, implusief en romanesk zijn bevliegingen gevolgd. Hij leefde in onmin met zijn ouders en familie, verbitterd tegen zijn milieu en tegen de samenleving. En hadden een paar gezakte examens niet medegewogen in de beslissing, toen hij in deze colonie een toevlucht had gezocht?
Om de vrouwenbewondering die op zoo'n voorstelling volgde, liet Vincent zich echter graag den oververdienden lof toemeten. En zoo herhaalde zich weldra, bij al de bezoeken die in deze vacantie-dagen regelmatig week voor week op elkander volgde, het tooneeltje van de voorstelling. Vincent voerde daarop de bezoeksters rond, toonde huis en drukkerij, den paardenstal en het kippenhok, het onderaardsche hol waar Jacques zijn eersten winter had doorgebracht, de royaal als vijvers bestempelde modderpoelen, waar de colonisten dachten visch te teelen.... forellen.... net zooals de bewoners van het Zwarte Woud....
Na een paar keeren verkreeg hij de vaardigheid van den cicerone die de vreemdeling rondvoert in een museum. Eerst had hij wat gefantaseerd over anarchie en toekomstmaatschappij, de propaganda van het voorbeeld.... Weldra kende hij de les van buiten, beter dan Jacques zelf.
Doch onder de bezoeksters waren er al gauw die warmer belangstelling aan den dag legden voor le jeune homme qui avait abandonné un brillant avenir en die zoo mooi over dat alles te praten wist. En niet altijd bleef de bewondering voor den jongen apostel tot platonisch geestverwantschap beperkt.
Moeilijk bleek het soms wel een keus te doen.
| |
| |
En nog moeilijker, in het begin ten minste, om dan de andere, slechts hinderlijke bezoeksters kwijt te spelen. Maar hier ook kwam de ondervinding snel. Te meer daar de andere colonisten, als bij een zwijgend akkoord, steeds bereid bleken om het paartje de kans te gunnen.
Aan de begunstigde werd een wandeling voorgesteld in het bosch. Waarom zou zij het afslaan? Het moest daar immers zoo heerlijk zijn: de vrije natuur.... het statige woud.... Al wandelend spraken zij over anarchie, over de toekomstmaatschappij.... de vrije liefde....
Vincent sprak met geestdrift en warmte. De geestverwante liet zich graag overtuigen. Van lieverlede werd de theorie dan omgezet in praktijk. Het kwam zoo vanzelf. Het woud leende in gastvrije bescheidenheid zijn ondoordringbaar struikgewas en mostapijt. Een beekje kabbelde dicht daarbij voor het onontbeerlijk toilet. Zakspiegeltje en poederkwast deden het laatste spoor verdwijnen van het avontuur.
Sentimenteel waren dergelijke incidenten niet. Daar bleef trouwens geen tijd voor gevoelerigheid bij dit practische minnespel. De woorden waarmee Vincent het hof maakte, vloeiden hem van de lippen als een van buiten geleerde les. Dit was slechts het laatste bedrijf in zijn cicerone-baantje bij vrouwelijk bezoek op de colonie.
Weldra kende hij bij voorbaat het verloop van elke episode, wist hoe de geestverwante bij den eersten zoen zou protesteeren om bij een hartstochtelijker liefkoozing reeds toe te geven. Op korten tijd verwierf hij grondige kennis in vrouwenpsychologie, wist hij hoe men elk verschillend temperament aanpakken moest, hoe het reageeren en hoe het zich geven zou.
| |
| |
Het waren frissche, opgewekte avontuurtjes, waaraan hij niet meer waarde hechtte, dan ze verdienden. Een paar brieven soms, waren het eenige gevolg. Het leven in de open lucht, de adem van het woud, maakten hem tot een jongen faun, wien de verlangens heet door het bloed sloegen. Zijn spieren waren gestaald, veerkrachtig taai als van jong eikenhout. Hij genoot het leven dat zich aan zijn jonge zinnen bood.
Toch bleef hij onvoldaan. Was zijn rol van wereldhervormer nu dood geloopen in een reeks Casanova-avontuurtjes? Als hij eerlijk wou zijn, moest hij erkennen dat er van zijn anarchistisch geloof bitter weinig overbleef. Had deze colonie, zoo pompeus betiteld als een eersten mijlpaal op; den weg naar het nieuwe rijk, iets anders dan heel de ijdelheid van zoo'n pogen bewezen? Elk van de colonisten, individueel genomen, was een eerlijk overtuigde, iemand die alles voor zijn ideaal had veil gehad: welstand, toekomst, maatschappelijke positie.... en die morgen, zonder eenigen twijfel, steeds bereid zou gevonden worden om het gevang voor zijn overtuiging te trotseeren. Hier tesaam door het milieu, door de toepassing zelf, werden zij tot de jammerlijke comedianten van hun ideaal.
Ergerlijk boven alles, waren Jacques voortdurende bedelpartijen. Ware de zaak niet zoo kiesch geweest, hij had er al lang een hartig woordje aan Jacques over gesproken. Maar hoe er over gesproken aan het opvliegende mannetje, dat dadelijk in het harnas sprong?
Beter dan een ander, was Jacques op de hoogte van Vincent's idylietjes met de vrije vrouwtjes die zich hier, over de voortreffelijkheid van het experimenteel communisme, practisch kwamen docu- | |
| |
menteeren. Zelfs scheen hij ze op in 't oog vallende wijze te begunstigen en toonde zich daarbij van een bescheidenheid die anders maar weinig in zijn karakter lag. Steeds wist hij de gelegenheid te scheppen, om het op een avontuur belust paartje het veld vrij te laten.
Al gauw had Vincent de bedoelingen van zijn makker doorzien. Enkele dagen na het bezoek, ontvingen de gasten gewoonlijk een diplomatisch schrijven over den toestand van de colonie,.., dien hachelijken financieelen toestand, die elk initiatief verlamde, elke vordering tegenhield, ja wellicht al deze inspanningen tot onvruchtbaarheid ging doemen, juist op het oogenblik dat ze, ten koste van hoeveel zware opofferingen, de moeilijkste jaren van het debuut achter den rug hadden. Het schrijven besloot met den pathetischen oproep om den onmisbaren steun.
Men moest zeggen dat Jacques het daarbij geniaal wist aan boord te leggen. Geestverwanten en beschermers konden inschrijven voor stichtersaandeelen op de colonie. Daar waren er van honderd, vijftig, twintig en tot zelfs van tien frank. Voor alle beurzen dus. Het was zelfs een veilige geldbelegging, vermits de aandeelen minstens acht percent zouden opbrengen, eenmaal als de drukkerij in volle werking was.
Vincent moest zich geen rad voor oogen draaien. Kon hij langer dergelijke manoeuvre's dulden; er de medeverantwoordelijkheid voor dragen? En als hij den moed niet bezat over dit alles rekenschap te eischen, deed hij niet beter heen te gaan?
In dit milieu voelde hij zich afglijden tot alle compromissies, tot alle toegvingen en comediespel. Was dit geen zedelijke verwording, die hem met haar ondergang bedreigde?
| |
| |
Als een reactie op de verblinding waaraan hij tot zoover had toegegeven, zag hij nu den toestand nog in donkerder kleuren dan hij was misschien. Het waren dagen van ontreddering. Nooit had hij zooveel behoefte gevoeld aan een woordje raad, aan een vriend met wien hij eens in vertrouwen over dit alles spreken kon.
Maar wie? Jacques, Marius, Gutemberg... hij kende hen allen, hun hoedanigheden, hun gebreken, hun stokpaardjes vooral. Ze stonden mijlen ver van hem af; bij geen van hen allen zou hij eenigen houvast vinden in de crisis welke hij doorworstelde.
Eens had hij gehoopt dien vriend in Pierre te vinden, na dien morgen toen zij beiden, door den opklarenden nevel, naar de stad toe reden. Maar dat oogenblik van intimiteit had zich niet meer herhaald. Pierre was weer de zwijger die alles over zich liet heen gaan, de colonie liet reilen en zeilen zonder het zich aan te trekken.
De man was een raadsel voor Vincent. Was zijn veerkracht gebroken? zijn karakter afgesleten? Was hij een sceptieker of eenvoudig een zwakkeling die zich, slechts nu en dan, door een plotse opwelling, over eigen karakterloosheid wilde begoochelen? Lag er een verborgen tragedie in zijn leven? Als bij verrassing had hij dien morgen die enkele bijzonderheden uit zijn verleden losgelaten. Maar wat had er dien leerling aan het Conservatoire dan toe gedreven landarbeider te worden, zich als hoeveknecht te verhuren? Wat had hem ten slotte hier in deze colonie doen stranden?
Gervaise noch Felicienne telden eigenlijk mee. Daar had hij nog minder aan dan aan zijn dames van de volksuniversiteit. Felicienne, de gewezen
| |
| |
demi-mondaine, die alleen interessant kon zijn, als zij herinneringen vertelde uit haar goeden tijd te Monaco en aan de Riviera. Gervaise, de burgervrouw uitteraard, de zorgzame huismoeder, die ook den pot zou koken en kousen stoppen in de toekomstmaatschappij, net zooals ze dat in elk arbeidersgezin zou hebben gedaan.
Reeds dacht Vincent er ernstig aan de colonie maar op te geven, toen de komst van een nieuw colonist eenig ander uitzicht bracht. Hij had den ganschen middag door het bosch gedwaald, om nog wat van den mooien nazomer te genieten, toen hij bij zijn thuiskomst aan den nieuweling werd voorgesteld.
Matrocian - hij was een Caucasiër - was een paar uur geleden aangekomen met een vriendin, die reeds dadelijk met Pierre weer naar Nouzon vertrokken was, om nog den avondtrein voor Parijs te halen. Vincent trof den nieuweling in den tuin, waar hij zich dadelijk had nuttig gemaakt. Een man vooraan in de veertig; lange, slanke gestalte en fijn besneden gelaat met scherpen haviksneus; sympathiek figuur ondanks den onmiskenbaar Aziatischen inslag.
Vincent sprak hem aan in het Fransch, doch de vreemdeling antwoordde met een ontkennenden glimlach van de witte tanden in den donkeren baard:
- Comprends pas!
Duitsch, Engelsch, Italiaansch, Nederlandsch, Latijn en Oud-Grieksch, nog een paar andere talen waarin hij enkele woorden machtig was, gaven geen beter resultaat. De vreemdeling bleef het hoofd schudden, doch drukte hartelijk de toegestoken hand, teeken doende dat hij bleef:
- Moi, rester ici....
| |
| |
Jacques, die uit de drukkerij er bij kwam, gaf inlichtingen. Eerst meende Vincent dat deze weer, met de een of andere onbekende bijbedoeling, een nieuw colonist wilde binnensmokkelen. De zaken stonden anders. Tegen den middag was de vreemdeling komen binnenvallen, in gezelschap van een dame die zelf maar in gebrekkig Fransch kon doen verstaan dat Matrocian uitgestrekte gronden had aangekocht in Amerika, waar hij zinnens was een nederzetting op communistischen grondslag te stichten. Nu deed hij een studiereis, eer hij de hand aan het werk zou slaan. Hij zou enkele weken blijven tot hij van alles op de hoogte was, het gewoon leven en werken van de colonisten deelen, zoodat men geen last met hem hebben zou. Zijn verblijfkosten zou hij ruim vergoeden.
Jacques die zoowat vermoeden kon dat de vreemdeling niet ongefortuneerd moest zijn, stemde dadelijk in. Je kon nooit weten in de crisissen welke de colonie thans te doorworstelen had. En Gutemberg was het natuurlijk met hem eens. Daar de anderen evenmin bezwaren hadden, bleef de vreemdeling voorloopig ingeburgerd.
Deze toonde zich trouwens de bescheidenheid in persoon. Ofschoon hij met de anderen geen woord wisselen kon - misschien juist daarom - verwierf hij dadelijk de algemeene sympathie. Hij wist zich aan te passen en toonde zich gedienstig. Zijn aanwezigheid bracht nieuw leven.
Vincent was de eerste die er in slaagde een paar woorden met hem te wisselen. Het kwam als vanzelf. Hij toonde den vreemdeling een voorwerp en noemde het in het Fransch. Deze herhaalde in zijn eigen taal. Zoo spraken ze na een paar dagen reeds een zonderling mengelmoes, waar wel geen derde was uit wijs geraakt, maar waarmee zij zich
| |
| |
voorloopig heel goed uit den slag konden trekken.
Het laatste werk voor het najaar hield hen samen bezig in den tuin. De aanwezigheid van den nieuwen makker was een opwekking voor Vincent, in de sombere buien die hem in den laatsten tijd overvielen. Al spoedig begrepen zij elkander volkomen, in zooverre zelfs, dat zij een gesprek over het meest abstracte onderwerp konden voeren. Zijn eigen romanesk temperament ontvlamde lichter nog aan den gloed van den Oosterling.
Deze had het vooral over de toestanden in zijn eigen land, dat bekneld zat tusschen Russische en Turksche invloedssfeer, en eigen cultuur niet alleen tegen die opdringerige geburen, maar ook tegen baatzuchtige beschermers te verdedigen had. Gansche dorpen, gansche steken verkozen uit te wijken om aan die beknelling te ontsnappen. Vandaar de plannen met het oog op Amerika.
Zij wilden ginder een colonie stichten, liefst op communistischen grondslag. Zijn vriendin, die zich bijzonder voor het onderwijs interesseerde, en in haar vaderland talrijke scholen gesticht had, om ginder de kinderen aan uitheemschen invloed te onttrekken, deed thans eveneens een studiereis met het oog op die voorgenomen nederzetting.
Maar al verstond de vreemdeling de taal der colonisten ook niet, en al zorgde Jacques er ook voor aan alles een behoorlijk alluur te geven, na enkele dagen reeds had hij den waren toestand doorschouwd, de onderlinge wrijving en de moeilijkheden opgemerkt, de povere werkelijkheid die zich onder den schijnbaren voorspoed verborg. En voor de eerste maal, aan dezen vreemdeling, sprak Vincent over zijn desillusie, de ervaringen die hem steeds meer en meer ontgoochelden.
Een oogenblik was het alsof de invloed van zijn
| |
| |
nieuwen gezel toch weer iets van zijn vroegere geestdrift opflikkeren deed. Deze ten minste hield hetzelfde ideaal hoog; in zijn land waren er anderen, die in hem geloofden als in een profeet, gansche stammen ginder kenden nog het gemeenschappelijk grondbezit en leefden gedeeltelijk in gemeenschap van goederen. Was het misschien niet beter het hier dan maar op te geven om het met de nieuwe nederzetting te beproeven?
Hij had er met den vreemdeling over willen praten, maar daar bleef nog altijd de moeilijkheid om zich over dergelijke dingen uit te drukken. En was het ook niet bijzonder kiesch, aan dien buitenstaander toe te vertrouwen, waarom hij de makkers hier eigenlijk verlaten wou?
Zoover stond zijn voornemen toen onverwachts de vreemdeling aankondigde dat hij zijn verblijf inkorten en den volgenden dag reeds vertrekken moest. Ze waren met hun beiden in den tuin, toen de andere, in zijn gebroken Fransch zijn besluit kenbaar maakte. Eenige reden gaf hij niet op, maar dat er eenig optreden van Jacques achter stak was te vermoeden.
- Die heeft genoeg gezien. Hier is voor hem niets te doen, besloot Vincent.
En zwijgend, staarde hij over den boschrand in het niet, terwijl de andere, in zijn zangerig gebroken Fransch, beloofde nieuws te geven.
- Moi vous ecrire quand serai là-bàs... là-bàs!
Met breed gebaar wees hij naar de ondergaande zon.
|
|