derwerp voor hun spotlust. Met hem was mijn leven zwaar en pijnlijk geworden. Ik sleepte mezelf naar zijn huis. Hij was gelukkig de hort op. Ik schreef hem een brief van: neem me au serieux alsjeblieft, ik doe oprecht mijn best een andere woonplaats te vinden, ik heb veel problemen, en weinig mogelijkheden. Probeer me iets minder fok-op te behandelen, want op mij komen je woorden over als sadistisch en niet positief en opbouwend zoals je zegt ze te bedoelen. Alles van me keur je af; waarom heb jij zoveel in mijn leven in de war gegooid?
Sinds mijn minnaar in mijn leven kwam, ging alles als water door mijn vingers. Alle spaargeld, toen mijn baan, mijn huis, want de huisbazen konden niet aanzien hoe hij me behandelde en maakten ruzie. Toen werd ik ziek. Braken, diarrhee, bloed, alle ellende kwam eruit. Koortsen, ijle dromen; één flard herinner ik mij, je ondersteunt me naar de plee buiten, ik blijf stokstijf staan en zeg: ‘Ik wil niet naar buiten, er zijn zoveel mensen, een heleboel mensen om het huis.’ Waarom gooide hij mijn leven in de war, het was wel doods en dor, van alle fleur ontdaan, maar ik had tenminste nog wat waardigheid. Ik was zo verblind, You make my life so colourful, schreef ik met sierletters op aquarelpapier, een regenboog erboven. We zouden samenwerken, ik schrijven, hij illustreren, expo organiseren. Enthousiaste plannen. Dat was toen. Nu voelde ik, denkend aan zijn harde woorden, enkel pijn. Pijn, pijn, pijn! Alleen dat woord schreef en voelde ik nog.
Ik hijgde van woede, met tranen in mijn ogen begon ik al zijn papieren het huisje door te gooien. Ik rukte alles van de wanden. Met een vlijmscherp linomes maakte ik drie woedende halen over een ronde leren waaier. Terwijl ik mijn handen beurs sloeg op een stuk hout dat hij als ezel gebruikt, werd de pijn heviger. Met oranje verf, zo uit de tube schreef ik I hate you op de wand. Nog meer tranen. Ik keek al die tijd door een waas. Het leek of alleen het gooien van een fles me zou kunnen ontladen. Wanhoop en woede zijn dingen die je teisteren als pijn. Machteloosheid is de basis van deze gedachteloze storm die als een neerwaartse kolk je ziel meesleurt. Ik liep door het huisje, rukkend, trappend, schoppend tegen alles van de nu gehate minnaar, met zijn huichelachtige vriendinnen.