Verhalen van Surinaamse schrijvers
(1989)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Uit het volk | |
[pagina 109]
| |
Aleks de Drie
| |
[pagina 110]
| |
Ao yayayayaya
Ao yayayayaya
Ao yayayayaya
Ao ya’
Maar de obiamama [vrouw die met het bovennatuurlijke bekend is] was achter in het dorp. Toen ze dit hoorde riep ze haar kinderen toe: ‘Kinderen, wat hoor ik daar? Komt een blanke, waar niets goeds van te verwachten is, ons hier de les lezen? Vooruit, de agida. En meteen!’
En ze zongen voor hun gronwinti: A go na liba Tobosi go na liba
A go na liba Tobosi go na liba
Ma suma gi mi nyannyan m'e go gi en wan wroko
go na liba
Ma suma gi mi nyannyan m'e go gi en wan wroko
a go na liba
(Ze is in de rivier, [mama] Tobosi
is in de rivier, [ze zegt]
Wie mij een offer brengt
zal ik belonen
Ze is in de rivier)
De vrouw riep hen toe: ‘Sla nog harder op de agida!’ Agida kon masi agida
Agida kon masi agida
Agida kon masi agida
Kapten f'agida doro nomo
Kon masi agida o
(Kom de agida bespelen
De baas van de agida is er
Kom de agida bespelen)
| |
[pagina 111]
| |
De dominee ging maar door! Toen kwam er een oude man naar hem toe, hij zei: ‘Meneer, hoor eens hier. Jij leert ons jouw psalm, maar ik zal nou mijn psalm voor je zingen.’ Sens mi masra dede
no wan yobo wan bay mi o
di mi masra dede
no wan yobo wan bay mi
a bakabaka tambun masra kon bay mi
ma no wan suma sa bay mi
dede wawan kan bay mi o
(Sinds mijn meester dood is
wil geen enkele blanke mij kopen
nadat mijn meester gestorven was
kocht mij geen enkele blanke
naderhand kwam er een mij kopen
maar niemand is in staat mij te kopen,
dat kan alleen de dood)
Meneer de dominee gaf het maar niet op met zijn psalm. Hij zei: ‘Dat is geen goede zaak, zuster, dat is een slechte zaak. Deze afgoderij is slecht. Jullie moeten deze goden afzweren. Doe afstand van ze. Dit is niet de ware god. De ware god is daarboven. Deze houten trommen tot wie jullie bidden zijn geen god. Breek de apinti in stukken, steek de lange trom in brand, sla de pudya kapot, gooi de kwakwabanyi weg!’ ‘Meneer, dus ik moet mijn kwakwabanyi weggooien! Ik moet mijn apinti kapotslaan, mijn langadron verbranden?! Kinderen, laat de trommen horen!’ Yenge yenge yenge yenge yenge fia yenge
yenge mayongo
Yenge yenge yenge yenge suma dadi
yenge mayongoGa naar voetnoot*
| |
[pagina 112]
| |
Dat betekent: ‘Luisteren jullie goed. Ze hebben ons al uit Afrika weggehaald, gezegd dat we niet deugden. Wij zijn weer aan hen ontkomen, tot in het bos. Kijk eens hoe wit deze zijn gezicht is. Kijk zijn oren eens. Dan komt hij hier en wil hij ons zijn Kerk komen voorhouden. Jaag hem weg! Dan komt hij ons vertellen dat wij onze langadron kapot moeten slaan!’
Wel, dat is een ananstori zoals je die speelt (voor een overledene). Een ieder moet dan tijdens het spel wanneer er gezongen wordt, een verhaal dat bij de liederen hoort, vertellen.
[Vertaald uit het Sranan door Trudi Guda] |
|