De opvolging van de heer Pompelmoen
De heer Pompelmoen was de machtigste man van het land. Hij zat in elk bestuur. Hij zat in elke raad. Er werd geen beslissing genomen zonder zijn goedkeuring. Er gebeurde niets zonder dat hij het wist. Hij was behalve machtig, ook rijk. Zo gaat dat nu eenmaal. Hij was zo rijk dat hij voor elk gerecht een aparte kok had: één voor de saoto, één voor de pom, één voor de roti's, één voor de pitjil enz. enz. Hij had zoveel auto's dat hij niet eens meer wist welke hij allemaal bezat. Sommige werden niet meer gebruikt, omdat hij vergeten was dat hij die ook nog kon kiezen als hij ergens naar toe moest. Eigenlijk móest hij ook nergens naar toe. Degenen die hij wilde spreken, kwamen wel naar hem toe. Hij had een huis en een tuin, zo mooi, zo luxe, ai, baja, wie ging hem ergens iets laten zien dat nog mooier, nog luxer zou kunnen zijn? Alles wat hij wenste had hij in en rond zijn huis. Dat huis was eigenlijk geen huis. Het was een vesting, een burcht, een fort. Overal liepen wakers, overal hingen camera's die elke vierkante centimeter rond het huis in beeld brachten. Hoe ging je daar ongemerkt in komen? Als je binnen een kilometer omtrek rond het huis kwam, maakte je meteen de kiek op beeldschermpjes in alle kamers van het huis. Dag heer rijkaard. Hoe gaat het? Nee, ik ga uw bloemen niet kapottrappen. Ik kuier maar een beetje. Ik ben voorzichtig. Is goed toch?
Nu hebben rijke en machtige mensen zeker één ding dat alle andere mensen ook hebben: ze worden oud en gaan dood. De dood zegt niet: kijk die man daar, hij is rijk, hij heeft macht, ik ga hem nog wat in leven laten. Nee, de dood zegt: kom, het is genoeg geweest. A kaba. Je kunt de dood nog zoveel geld geven, je kunt de dood nog zoveel macht be-