Het tweede gezicht (onder pseudoniem Mani Sapotille)

[p. 14]

Ik heb nog nooit zo'n lange brief geschreven

Wageningen, 23 april 19..

Lieve papa,

Mama zei dat ik u maar eens een brief moest schrijven. Het is al lang geleden dat we iets van u gehoord hebben. Het gaat wel goed met ons. Beter dan met de papegaaien, want Ash is weggevlogen en Ruf heeft in een stuk draad vastgezeten en is nu een deel van zijn rechterpootje kwijt. Het is wel drukker geworden in huis, nu je weg bent, maar niet gezelliger. Naar de tempel gaan we niet meer. Ik heb mama gevraagd waarom niet. Ze zegt dat dat alleen maar hoeft als jij er bent. We hebben de laatste tijd veel familieleden op bezoek gehad. De meeste had ik nog nooit gezien. Mama zei dat het ooms en neven van me waren. Het zal wel waar zijn, maar waarom zijn die nooit eerder hier geweest? Ik moest ‘oom’ en ‘neef’ zeggen, maar ik heb stijf mijn mond dichtgehouden. Mama zei er niet veel van, maar de ooms en neven zag ik hun wenkbrauwen optrekken. Ik hoefde ook nooit lang binnen te blijven. Ik ging dan voetballen met Chander en Bharath, soms ook met Bagwandath. Als ik hier terugkwam, was iedereen weg. Mama zei dan nooit veel. Eén keer had ze gehuild, dat kon ik zien. Laatst is ook de pandit geweest en een mijnheer met een wit petje op. Ik heb ze maar even gezien toen ze uit de auto stapten. Mama heeft me toen meteen langs de achtertrap weggestuurd. Hun auto leek veel op die van een man die mama kent. Zijn auto is zo groot dat ik languit op de achterbank kan liggen. Laatst zijn we een week naar Cayenne geweest. Ik heb onderweg niet veel gezien, want die auto zoefde zo lekker over de weg dat ik telkens in slaap viel. Ik heb voor

[p. 15]

't eerst een eigen kamer in een hotel gehad. We hebben ook allerlei dingen gegeten die ik nog nooit gehad had. We eten de laatste tijd trouwens veel dingen die we vroeger nooit aten. Ik vind het niet allemaal lekker, biefstuk bijvoorbeeld zeker niet. In Cayenne zijn we in een restaurant geweest waar je rare dingen kon eten: aap, kaaiman, slang. Ik heb kaaiman gehad. Het was wel lekker, leek wel iets op vis. We zijn in Cayenne naar het strand geweest en ook naar de bioscoop. Een tekenfilm over cowboys en Indianen. Ik vond hem erg goed. Ook mama en die man hadden genoten, zeiden ze. Maar ik weet niet of ze wel alles hadden begrepen, want toen ik vroeg van wie een gele postkoets was, wisten ze niet over welke postkoets ik het had. Ik weet het niet zeker, maar ik geloof dat ik minder met mama praat dan vroeger. Heel erg is dat niet, want ik heb mooi speelgoed erbij gekregen waarmee ik veel bezig ben. Twee weken geleden hebben we Diwali gevierd. Ik mocht overal lichtjes neerzetten, op het balkon, op de trappen, op de buitenmuur. Ik ben de hele avond bezig geweest om ze allemaal in de gaten te houden. Mama vond het wel goed zo, want zij had die kennis weer op bezoek. Hij had flessen wijn meegebracht, nog van de Franse kant, en voor mij een fles markoesasap. Mama had bara's en loempia's gemaakt. Het was erg gezellig. Om half tien ben ik doodmoe naar bed gegaan. Alle lichtjes waren toen uit. Later werd ik wakker van harde muziek en lachen. Ik ben naar de voorzaal gegaan. Mama en die man lagen op de bank. Mama kwam gauw naar me toe. Ze zei dat ik terug naar bed moest gaan en dat ze zelf ook zo kwam. Dat had ze me niet hoeven te vertellen, want ik kon zo ook wel zien dat ze al bijna helemaal uitgekleed was. Ze bracht me een klein glaasje wijn, met suiker. Je wordt er lekker warm van. Ik heb ze nog één keer horen lachen en ben toen in slaap gevallen. Op school vroeg de meester hoe het nu thuis ging. Ik zei: goed, maar het zal toch wel gezelliger zijn als papa terugkomt. De Chinese dame in de winkel vroeg ook al hoe het met me ging. Vroeger zei ze nooit iets tegen me. Ook tegen haar heb ik gezegd dat het

[p. 16]

leuker zal zijn als je terug bent. Maar ik begrijp niet waarom je anders terugkomt, dan hoe je weggegaan bent. Mama zei: misschien wel als kikker en daar moesten zij en die man vreselijk om lachen. Maar ik vond het helemaal niet leuk. Toen zeiden ze dat je niet als kikker terugkomt. Ze zeiden dat je weggegaan bent als rijstboer en dat je terugkomt als directeur van een rijstbedrijf. Eigenlijk ben je nog aan het studeren, zeiden ze. Misschien dat je daarom naar de stad gegaan bent. Mama heeft je daar nog opgezocht toen je ziek was. Maar ze zal je wel verteld hebben dat ik toen zelf ook ziek was en thuis moest blijven. Toen ik beter was, zouden we naar je toe gaan in de stad. Met een bus vol zijn we gegaan. We hebben je toen niet gezien, want we zijn naar de Weg naar Zee geweest en daar was een enorm kampvuur aangelegd. Dat was zo mooi dat ik helemaal vergeten was dat we jou zouden bezoeken. Je moet me maar vergeven dat ik toen niet meer aan je gedacht heb. Toen het vuur uit was, wilde ik nog naar de krabbetjes in de modder gaan kijken. Maar ik moest meteen met mama in de bus. Op de terugweg vertelde ze me dat jij in dat kampvuur verbrand was en ik moest daar zo vreselijk om lachen, zo vreselijk gelachen heb ik, ik geloof dat ik tot de veerboot bij Boskamp gelachen heb. Toen kreeg ik een draai om mijn oren van iemand achter in de bus. Ik weet nu dat het een van die nieuwe ooms geweest is. Mama heeft nog bijna ruzie gemaakt toen. Het was goed dat de pandit er tussenkwam. Gek, die was er ook bij in die bus, ja. Ik heb hard gehuild vanwege die draai om mijn oren. Gelukkig zei mama er niets van deze keer. De tractor is verkocht. Ook allerlei gereedschappen en de dieseltank. Schrijf wanneer je komt. Daaaag. Ik heb nog nooit zo'n lange brief geschreven.

Ramraj