| |
| |
| |
Verantwoording en literatuur
In het voorgaande zijn geen literatuurverwijzingen opgenomen. Uigebreide literatuuropgaven zijn te vinden in: Michiel van Kempen, De Surinaamse literatuur 1970-1985; een documentatie (Uitgeverij De Volksboekwinkel, Paramaribo 1987, 406 pp.), onder meer aanwezig bij het Tropeninstituut te Amsterdam en de caraf (Caraïbische Afdeling van de Rijksuniversiteit) te Leiden. Hieronder wordt naar dit boek verwezen met dsl. Vermelding krijgen de bronnen van citaten voorzover niet in de hoofdstukken vermeld en enige nieuwe studies verschenen na het uitkomen van dsl.
| |
Hoofdstuk 1
Over de voorgeschiedenis en de vroege jaren van de Sticusa gaat het boekje van Albert Helman en Jos de Roo, Groot geld tegen klein geld (Sticusa, Amsterdam 1988).
De gedichten ‘Oom met zijn lange baard’ en ‘Tante Mok maakt zich geen zorgen’ komen uit: Zwingli Zeegelaar, Adjosi fu Ganzee (eigen beheer, z.p. [Paramaribo] 1988).
| |
Hoofdstuk 2
Het begincitaat van Robin Raveles komt uit ‘Ontwikkeling van de Letterkunde’ in: J.H. Adhin (ed.), 100 jaar Suriname; gedenkboek i.v.m. een eeuw immigratie (1873 - 5 juni - 1973) (Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie, Paramaribo 1973). Over periodisering: pp. 31-32 van dsl. De Nederlandse vertaling van ‘Kopenhagen’ is van Michel Berchem en Michiel van Kempen.
| |
Hoofdstuk 3
De hoofdstuktitel is Trio en komt uit het boekje Paramaribo gezien door Sanëpë, Ririphië Sëresëreru, Kapai (Taleninstituut, Paramaribo 1977).
De vertelling ‘Ewarumy/De slechte geest’ is ongepubliceerd. De ter sprake gebrachte recensie van Joop Vernooij verscheen in De Ware Tijd van 1 september 1988, de reactie van Spoelstra op 6 september 1988 in dezelfde krant.
De uitgave van Cees Koelewijn, Oral literature of the Trio Indians of Suri-
| |
| |
nam verscheen bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde/Foris Publications, Dordrecht/Providence 1987 als no. 6 in de Caribbean Series.
| |
Hoofdstuk 4
Voor dit hoofdstuk is materiaal gebruikt uit een bespreking van verschillende Anansi-boeken, verschenen in oso jrg. 7, nr. 1, mei 1988, pp. 107-110.
| |
Hoofdstuk 5
Over de ontwikkelingen in het hindostaanse toneel: pp. 125-127 van dsl. Voorts ook het tweede hoofdstuk van R. Raghoebier, Sanskriti ki baten (Cultuurstudies, Paramaribo 1987), pp. 71-93.
Mijn recensie van de bundel van Kishna verscheen in De Ware Tijd van 24 juli 1985. De taalkundige aanmerkingen van het ‘Nationale Talen Coördinatie Comité’ verschenen in dezelfde krant op 9 augustus 1985.
| |
Hoofdstuk 6
De Javaanse en de Sranan versie van het gedicht van Modiwirjo verschenen eerder op de Literaire Pagina van De Ware Tijd van 11 april 1987, De Nederlandse vertaling verschijnt hier voor het eerst.
| |
Hoofdstuk 7
De formulering uit de eerste alinea over navel en navelstreng stond in mijn inleiding tot het Suriname-nummer van Preludium, 5e jrg. nr. 3, december 1988.
Het fragment van Koenders is geciteerd naar de bloemlezing Kri, kra! (Bureau Volkslectuur, Paramaribo 19784) van Thea Doelwijt. De informatie over Rahman Khan steunt op een nog te publiceren lezing van Theo Damsteegt, gehouden op het 46e Amerikanistencongres, 1988 te Amsterdam, plus mondelinge toelichting.
| |
Hoofdstuk 8
De periode 1970 tot en met 1985 in hoofdstuk 9 is in detail uitgewerkt in hoofdstuk 4 ‘Literatuur en maatschappij’ van dsl.
| |
| |
| |
Hoofdstuk 9
De gedichten van Shrinivāsi en Slory zijn niet eerder gepubliceerd.
| |
Hoofdstuk 10
Andere dan de genoemde lolbroeken vindt men in dsl, p. 118.
Het gedicht van Manuel Stuart verscheen eerder in het Suriname-nummer van Deus ex Machina, nr. 42, april-mei-juni 1987. Daarin ook het gedicht van Nardo Aluman.
Het gedicht van Oemar Amatsoemarto verscheen in Preludium (december 1988).
Aandacht voor werk van Chinezen is er in: W.L. Man A Hing, ‘De Chinese pers in Suriname’ in oso, jrg. 7, nr. 1, mei 1988, pp. 97-102.
Uitvoerige bespreking van themata in hoofdstuk 5 van dsl.
| |
Hoofdstuk 11
De term ‘Synthetische maskers’ hanteert Edgar Cairo in een gelijknamig stuk in: Matheid, hoezo? onder redactie van Carry van Lakerveld en Joost Smiers uitgegeven bij Sjaloom in 1984.
Van Deels stuk over Borges verscheen in Trouw van 12 januari 1989. Het gedicht van Karg verscheen in Preludium (december 1988); de hier weergegeven versie is herzien.
Het citaat van Henny de Ziel staat in het Woordenboek van het Surinaams-Nederlands van J. van Donselaar (Coutinho, Muiderberg 1989).
Het citaat van Cairo komt uit Ik ga dood om jullie hoofd (1980).
Over Surinaamse schrijvers in Nederland: dsl hoofdstuk 7.
| |
Hoofdstuk 12
Bruma over Dobru geciteerd naar De Ware Tijd van 26 oktober 1988.
Dobru's uitspraak over Bruma deed hij in een interview in Tori, 1ste jrg., nr. 8 (1978).
Uitvoeriger over Dobru is mijn artikel ‘R. Dobru: een maatschappelijke inhoud en zijn vorm’ in oso 7e jrg., nr. 1, mei 1988, pp. 7-20.
| |
Hoofdstuk 13
Voor dit hoofdstuk heb ik gebruik gemaakt van gegevens uit mijn artikel ‘De populariteit van Surinaamse literatuur’ in nucs-Koerier, jrg. 1988, nr. 1 (april), pp. 25-31.
| |
| |
Don Walther deed zijn uitspraak in een interview met Elvira Rijsdijk in De Westvan 15 oktober 1984.
Over lezers ook: pp. 59-62 van dsl.
| |
Hoofdstuk 14
Aan het literatuurbedrijf is uitvoerig aandacht besteed in hoofdstuk 3 van dsl.
Het citaat van Pos komt uit Reizen en stilstaan (1988).
Recensies op Henk Doelwijts uitgaven in Bhāsā van oktober 1987 en De Ware Tijd van 16 december 1987.
Thea Doelwijt over Eartha Silos in Weekkrant Suriname van 10 september 1988.
De uitspraak van Mitrasingh in De Ware Tijd van 20 september 1988. Michael Anthony geciteerd in Aart Broek, Het zilt van de passaten (In de Knipscheer, Haarlem 1988).
Uitvoeriger over kakkerlakken en boekenpest is mijn artikel ‘De knagers en de knabbelaars’ in Maatstaf; nr. 11/12 van 1988, pp. 133-140.
|
|