van Gangadin is ook opgemerkt dat veel is overgenomen uit gedichten van de Tachtigers.
Dichter bij huis komen dezelfde verschijnselen voor. Ik heb ik een nog te verschijnen artikel laten zien dat in de bundel Aruming melathi van Surianto stukken poëzie letterlijk of met kleine variaties zijn overgenomen van Shrinivāsi, geheel onnodig voor een man met Surianto's talent. Erger was het gesteld met Rudolf Isselt die ijverig hele gedeelten uit andere boeken overnam en in zijn eigen boeken zette. Sita Kishna brengt een boekje uit met haar naam op kaft en titelpagina, die eigenlijk haar naam plus die van Gayatrie Ganga en Jan Soebhag moesten dragen. Ammersing Ramman presenteert onder zijn eigen naam toneelstukken die voor driekwart aan de Indische literatuur zijn ontleend. Henk Doelwijt en zijn money-making kornuiten van het Tori-Collectief weten voor hun boekje over de Surinaamse Javanen geen betere titel te bedenken dan die van het boek De stille kracht van Louis Couperus, nota bene een roman over het Indonesië van de koloniale tijd. Albert Mungroo heeft herhaaldelijk succes geoogst met de voordracht van zijn ‘Poor People's Prayer’ dat eindigt met de regel ‘But please my Lord, won't you give me a big Mercedes Benz?’, maar al jaren geleden zonden de radiozenders een nummer van Janis Joplin uit met exact dezelfde regel als refrein. Ik zeg niet dat er altijd boze opzet in het spel is, maar het is natuurlijk duidelijk dat dit soort verschijnselen afbreuk doet aan werk van dezelfden dat wél origineel is. Dat hopen we althans, want het wantrouwen van de lezer of hoorder die deze dingen eenmaal heeft ontdekt, is niet zo snel meer weg te nemen.