Een wrede man
Een vermeldenswaardig geval deed zich begin '85 voor. Ik had een recensie geschreven over een boekje dat van alle kanten rammelde. Ongeveer anderhalve week later zocht ik de schrijver op, want volgens mij was hij niet verstoken van schrijftalent, hij moest alleen zijn werk grondig laten screenen voor hij het naar de drukker bracht. Ik betwijfel nu nog of hij zich wel helemaal realiseerde wie ik was, toen ik voor zijn poort verscheen. Dit was onbestaanbaar: was die criticus immers niet zijn persoonlijke aartsvijand? Goed, de poort ging open en we spraken. Hij erkende dat de recensie hem had doen inzien dat zijn boekje teveel structurele feilen vertoonde om tot een klassieker uit te groeien. Ik kreeg een nieuw verhaal van hem mee en keerde een week later terug. De wind was inmiddels gedraaid. Ik werd verantwoordelijk gesteld voor honderden onverkochte exemplaren, zijn portemonnee was aangetast, ging ik hem nu financieel steunen? De tirade werd syncopisch ondersteund door oma in haar schommelstoel die mij periodiek ‘a man wreed’ toevoegde. Ik was behoorlijk aangeslagen: een eenvoudig houten huisje op een modderig erf, uit alle hoeken en gaten komen kinderen, en jij die daar in je auto komt voorrijden - wel geen Benz, maar toch: goed in de lak - hebt met één klap een eind gemaakt aan de illusie dat er met een boekje wat extra geld in het laatje zou komen. We zijn later goede vrienden geworden, daar niet van, maar het gebeuren was voor mij toch meer dan een terloops incident.
Overigens is het persoonlijk contact met schrijvers voor het onafhankelijk oordeel van de criticus een fnuikende zaak. Ik had het manuscript van een verhalenbundel doorgenomen en kreeg na het verschijnen ervan het verzoek er een recensie over te schrijven. Ik had net liever niet