6. Cabaret
Het sinds de jaren '90 opgekomen javaanse cabaret wordt eveneens bij bijzondere
gelegenheden opgevoerd. Soms bestaat het programma uit losse sketches, soms uit
een stuk dat een hele avond tot drie uur in de ochtend duurt. Anders dan in
Indonesië, waar het cabaret dagelan genoemd wordt,
hebben de spelers geen zware training genoten. De acteurs zijn amateurs die ad
hoc een gezelschap vormen - variërend van twee tot twintig personen
-, of die behoren tot een van de drie anno 1998 bekende groepen, genoemd naar de
plaats waar zij vandaan komen: Desa (een deel van Lelydorp), Tamanredjo en
Domburg. De Indonesische dagelan wordt opgevoerd door twee tot
vijf mensen, en is soms scabreus van aard; de teksten zijn afgestemd op het
publiek waarvoor wordt gespeeld. Het Surinaams-javaanse cabaret wijkt hiervan
af: met het publiek wordt minder rekening gehouden en er wordt een vast
repertoire gespeeld.
In tegenstelling tot het javaanse toneel, maakt het cabaret geen gebruik van life muziek, maar van elektronische muziek van cassettes,
langspeelplaten of cd's. De dans is modern, de muziek wordt
geselecteerd naar gelang de gelegenheid waarbij wordt opgetreden. De nadruk van
de onderwerpen ligt op de actuele situatie in het land: zo zijn in de jaren '90
onderwerpen in zwang gekomen als gender (de vrouw die zich
emancipeert), het studeren van kinderen, tienerzwangerschap en aids (een
onderwerp dat overigens niet direct genoemd wordt, maar op komische wijze wordt
uitgebeeld). Het cabaret is niet aan een bepaalde tijdsduur gebonden en de
voorstelling wordt verlengd als de omstandigheden daarom vragen.
Ten opzichte van het traditionele toneel wijkt het cabaret in nog meer opzichten
af. Het improviserende element is er veel sterker in. De taal zit veel dichter
tegen de alledaagse spreektaal aan: zij neigt meer naar het ngoko en dit informeel Javaans wordt vaak afgewisseld met zinnen of
stukjes in het Sranan en het Nederlands, zodat het met enige inspanning ook door
niet-javanen te volgen is.