Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 2.
(2002)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdDe orale literatuur
3.1 InleidingDe lokonon (vaak arowakken of arawakken genoemd) zouden rond 500 na Christus in de Guyana's terecht zijn gekomen en omstreeks 500 jaar later merendeels door de kari'na zijn verdreven.Ga naar voetnoot181 De vraag is dan wel hoe dit zich voltrokken moet hebben: arowakse en karaïbse woongebieden lagen kris kras door elkaar heen. Vanaf de vroegste geschriften zijn de arowakken als zachtaardig en vredelievend gesteld tegenover de karaïben die agressief en oorlogszuchtig zouden zijn. Ook verschillende mythen en legenden van zowel arowakken als karaïben geven voedsel aan de oude tegenstelling en daarop gebaseerde ideeën over de volksaard.Ga naar voetnoot182 Die lijn direct doortrekken naar de aard van de tegenwoordige inheemsen is overigens een hachelijke zaak, omdat daarmee een stereotype karaktertypologie snel in het leven is geroepen. C.H. de Goeje waarschuwde al in 1910: ‘Hoe meer dit ras bestudeerd wordt, des te duidelijker komt het uit, dat de slechte eigenschappen die men het vroeger toedichtte, veelal berusten op vluchtige waarneming, vooroordeel, en wellicht op het streven de eigen euveldaden te bemantelen.’Ga naar voetnoot183 Vóór de komst van de Europeanen was Paramaribo een arowakse nederzetting.Ga naar voetnoot184 Tegenwoordig liggen de arowakse dorpen in het Para-district in een ruime cirkel rond het internationale vliegveld en voorts in West-Suriname aan de Corantijn en de rivieren in het district Nickerie. In totaal gaat het om een twaalftal dorpen en een vijftal met een gemengde arowaks-karaïbse bevolking.Ga naar voetnoot185 Deze dorpen zijn praktisch voor honderd procent rooms-katholiek. Daaruit de conclusie trekken dat de arowakken de levenswijze van de hoofdstad hebben overgenomen, zou te voorbarig zijn. De sjamaan leek bij de arowakken bijna geheel te verdwijnen, maar aan het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
einde van de jaren '80 werd er in Bernharddorp weer een sjamaan opgeleid.Ga naar voetnoot186 De taal van de lokonon, het Lokonon Djan, behoort tot de Arowakse taalfamilie. Volgens de linguïst Peter van Baarle wordt ze niet meer geleerd door jongeren en zijn alle sprekers ervan inmiddels boven de vijftig.Ga naar voetnoot187 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 VerhalenIn hun structurering maken bijna alle inheemse vertellingen gebruik van (een aantal van) de volgende procédés (waarvan sommige overigens evenzeer karakteristiek zijn voor volksvertellingen van elders in de wereldGa naar voetnoot188):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Close-up: Een arowakse vertelling‘Konokokoja/De bosgeest’ werd verteld door Emelina Sabajo (geb. 1911). Zij woont te Hollandsekamp bij het internationale vliegveld van Suriname. Haar zoon, Mauricius Albert Sabajo, heeft het verhaal bewerkt en de zo letterlijk mogelijke vertaling uit het Arowaks is van Peter van Baarle.Ga naar voetnoot193 Het verhaal opent met deze karakteristieke herhalingen: De honingzoeker. De bosgeest spreekt tegenover een jongeman zijn waardering uit over diens mooie hoofd. De man antwoordt dat dat komt omdat hij zich gescalpeerd heeft. De bosgeest vraagt of hij hem ook kan scalperen. Op pijnlijke wijze wordt de hoofdhuid van de bosgeest verwijderd en met peper ingesmeerd; later groeien wuivende peperstruiken op het hoofd. Als de man de bosgeest weer ontmoet, maakt hij hem wijs dat niet hij de scalpeerder was. Ze zoeken naar de overblijfselen van de dader, vinden een dood hert en dansen op het geraamte. Dat duurt zo lang dat de man er erg moe van wordt. Hij duwt de bosgeest op de grond, zodat diens hoofd breekt. ‘Wak-wak-wak-wak-wak’, deden zijn wegvliegende hersenen. Zijn hersenen splitsten zich, dat werden nachtzwaluwen. De navolgende, niet eerder gepubliceerde vertelling laat de karakteristieke wijze van vertellen zien rond een verhaalgebeuren waarin de transformatie van mens naar dier plaats vindt. Opnieuw was de vertelster Emelina SabajoGa naar voetnoot194: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Donkachi
De kampeerders
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit geval is het verhaal niet in gang gezet door de vraag naar de oorsprong van een Arowaks gebruik (het na zonsondergang eten van de vruchten van de maripa, een soort palmboomGa naar voetnoot195), maar maakt eerst het slot duidelijk dat de vertelling de functie heeft om dat gebruik te verklaren. In zin 11 begint de transformatie van een van de twee vrienden in een jaguar begint. Hij laat daarbij een kreet - dâraba - waarvan de betekenis onduidelijk is. De andere vriend besluit weg te varen in zijn korjaal, een kano gemaakt van een uitgeholde boomstam, hier voorgesteld als (deels) te zijn gemaakt uit kurkhout (Pterocarpus spp.). In de daarop volgende zinnen is het onderwerp voortdurend ‘hij’, maar dat persoonlijk voornaamwoord kan telkens naar een van de twee vrienden wijzen; in de regels 21-24 is afwisselend de jaguar en de wegpeddelende man bedoeld. Opmerkelijk is dat deze ‘onduidelijke’ vertelwijze - die ook bij bijvoorbeeld de javanen voorkomt - voor inheemse toehoorders geen probleem bij het luisteren schijnt vormt.
In een serie, getiteld ‘Grepen in de Land- en Volkenkunde van Suriname’ opgenomen in het nieuws- en advertentieblad De Surinamer van het jaar 1895 [ongesigneerd, maar van de hand van C. van Coll], vinden we een arowakse legende.Ga naar voetnoot196 Deze verklaart de oorsprong van de naam Paramaribo - eertijdse woonplaats van het arowakse opperhoofd Arimoribo - en vertelt hoe de inheemsen tijdens een feest over de rivier schepen met zeilen van ongekende grootte zien naderen. De wijzen besluiten dat het vleermuizen zijn, maar als er soldaten met vuurwapens verschijnen, worden de schepen via de pyjai-kunst tot zinken gebracht. Later moeten ze toch hun schuilplaatsen opzoeken en nemen ze de strijdbijl weer op onder leiding van de mythische, onverslaanbare figuur Jórobodie, één van de twee figuren die in het wapen van Suriname het schild dragen.Ga naar voetnoot197 Ook in een andere arowakse legende komen de blanken er niet best vanaf. De legende zegt dat de Schepper takken en schors van de komaka-boom (de kankantri) afbrak en rondstrooide. Daaruit ontstonden alle levende wezens en ook de voorouders van de arowakken. De blanken daarentegen zijn ontstaan uit drijfhout dat ergens, ver weg, aanspoelde. Dat was hout dat verder geen enkel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nut had.Ga naar voetnoot198 Verschillende arowakse verhalen voeren nog een andere mythologische held ten tonele: Jarhiwanli (ook bekend als Hariwanli, Halwanli, Arawânili, etc.). In vroeger opgetekende verhalen fungeert hij als de uitvinder van de medicijnkunst die door arowakse medicijnmannen gebruikt werd om de mensen tegen boze geesten te beschermen. In een verhaal van Emelina Sabajo wendt hij zijn krachten op kwaadaardige wijze aan.Ga naar voetnoot199
Bronnen. Groot is de oogst aan vastgelegde arowakse verhalen niet. C. van Coll 1903: 512-523 publiceerde elf legenden: ‘Wij geven die weder zoo getrouw mogelijk, al naar wij ze uit hunnen mond hebben opgevangen.’ Van Coll 1907-1908 publiceerde enkele verhalen in Franse vertaling met Arowakse en Karaïbse termen, soms uit beide talen binnen één verhaal, wat vragen oproept over de herkomst ervan. De gebroeders Frederik Paul en Arthur Philip Penard namen zeven verhalen op in hun De menschetende aanbidders der Zonneslang (1907-1908). Walter Roth geeft in zijn standaardwerk An inquiry into the animism and folk-lore of the Guiana Indians (1915) verhalen van arowakken en andere stammen in Engelse vertaling; ze zijn opgetekend in British Guiana, maar meestal ook bij de Surinaamse arowakken bekend. H. van Cappelle nam elf verhalen van Roth over in Nederlandse vertaling in zijn Mythen en sagen uit West-Indië (1926), plus enkele waarvan hij de bron niet aangeeft en die mogelijk onder verschillende volken circuleren. C.H. de Goeje gaf in de Appendix van The Arawak language of Guiana (1928) voor het eerst verhalen in het Arowaks, met Engelse vertaling; in De Goeje 1942 verhalen in het Arowaks met Nederlandse vertaling; in De Goeje 1943a verhalen in alleen de Engelse vertaling en samenvattingen van verhalen. A.C. Cirino legde er een vijftiental vast in zijn Indiaanse vertellingen (1970). Het SIL/Instituut voor Taalwetenschap bundelde verhalen van W.F. Makosie, H.G.E. Sabajo en M. Makusie & W. Ebesilio in Kabyn wakhaibero kho dia khonan osytho (Drie arowakse verhalen, 1976).Ga naar voetnoot200 Douglas Taylor publiceerde in Languages of the West Indies (1977) vier verhalen in het Arowaks met Engelse vertaling. Van Theodorus Makosi werden drie vertellingen vastgelegd (Boven e.a. 1989) in de Nederlandse vertaling door An Roosbeek-Biswana; in de commentaar wordt op verwante verhaalmotieven gewezen. Een belangrijke bronnenuitgave voor de arowakse orale cultuur is Arhwaka lokonong djang (1989) van P. van Baarle, M.A. Sabajo en anderen. Het boek geeft een taalcursus en woordenboek, maar ook liederen en verhalen in het Arowaks met Nederlandse vertaling. Van de vier opgenomen vertellingen is er één - over vraatzuchtige piranha's in de Coppenamerivier - verteld door Albert Sabajo, leider van de in Nederland opererende culturele groep Ikyoshie. De andere drie werden verteld door Emelina Sabajo. In maart 1988 werden bandopnamen van haar vertellingen gemaakt; daarvan verscheen ‘Wâ danro kasorho/Op zoek naar kralen’ in Hoor die tori!, drie vertellingen in Arhwaka lokonong djang en één in Mutyama.Ga naar voetnoot201 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 LiederenDe liederen van de lokonon kunnen worden onderscheiden volgens dezelfde indeling als die van de karaïben: sjamanistische liederen, feestliederen, rouwliederenGa naar voetnoot202, wiegeliedjes, kinderliederen. Als ze krijgsliederen hebben gekend, dan zijn daarvan geen voorbeelden bewaard gebleven. De vroegere gebruiken kenden globaal dezelfde patronen als bij de kari'na; één van de punten van onderscheid was in ieder geval nog in het begin van de 20ste eeuw dat rouwrituelen bij de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
arowakken werden voorafgegaan en gevolgd door de zweepdans waarbij een man achter een andere ging staan en die tot bloedens toe met een riet op de kuiten en dijen sloeg. De ceremonie gebeurde zowel uit eerbied voor de nagedachtenis van de overledene, als om moed en kameraadschap bij de levenden op te wekken.Ga naar voetnoot203 Het navolgende arowakse aankomstlied heeft ook bekendheid verworven buiten inheemse kringen. wandabôthe wandabôthe
wandabôthe wandabôthe
wandabôthe wandabôthe
wasjikwa wâjathe
wandabôthe wandabôthe
wasjikwa wâjathe
we zijn aangekomen, we zijn aangekomen
we zijn aangekomen, we zijn aangekomen
we zijn aangekomen, we zijn aangekomen
vanuit ons dorp
we zijn aangekomen
vanuit ons dorpGa naar voetnoot204
C. van Coll beschrijft een arowaks feest waarbij tapana (een volksdrank) wordt geschonken, en merkt daarbij op dat de arowakse liederen zachtaardig van karakter zijn, een karakteristiek die ook latere beschrijvers hebben gehanteerd.Ga naar voetnoot205 Van de vier arowakse liederen die de gebroeders Penard publiceerden, gaan er drie over liefde en drinken. (In dit laatste opzicht moeten de inheemsen een bijzondere joie de vivre aan de dag gelegd hebben: August Kappler, die jarenlang onder hen leefde, vermeldt dat er op een feest waaraan honderd personen deelnemen, wel 3000 liter tapana wordt gedronken.Ga naar voetnoot206) Het vierde lied dat de Penards publiceerden gaat over een merkwaardig onderwerp: de vlucht van arowakken naar Engeland om aan de menseneters te ontkomen. De gebroeders Penard verklaren dit uit het feit dat de familie van Sasamali ook in Brits-Guyana verblijf hield. Ze wijzen erop dat reeds Sir Walter Ralegh enkele indianen mee terugnam naar Engeland, maar waarschuwen: ‘Nevertheless, to associate our Indian song with historical events of so remote a period would be purely conjectural.’Ga naar voetnoot207 Het tweede van de door hen geregistreerde liederen luidt: Walabatši tokorotši,
Walabatši tokorotši,
Derenomatlitši khani,
Bīthefado dameni,
Derenomalitši khani.
Simitho tokorotho,
Simitho tokorotho,
Derenetho khani,
Bīthefado dameni,
Derenetho khani,
Bloesem van de Walaba,
Bloesem van de Walaba,
Mijn geliefde schoonbroer,
Je zult voor mij drinken,
Mijn geliefde schoonbroer.
Bloesem van de savanna markoesa,
Bloesem van de savanna markoesa,
Mijn geliefde schoonzuster.
Je zult voor mij drinken,
Mijn geliefde schoonzuster.Ga naar voetnoot208
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karakteristiek voor de liedvorm is natuurlijk de herhaling van verschillende versregels, en de variatie ervan. De Penards tekenen bij dit lied aan dat de lendendoek van de man vroeger decoraties kende die leken op de bloesem van de walaba, terwijl het schortje van de vrouw versierd was met een franje die leek op de bloesem van de savannemarkoesa. ‘Simple and artless, the verses are in perfect keeping with the mild-mannered Arawaks. Thus while the Carib dreams of the Maroni, the fountainhead of wonder and mystery, the gentle Arawak turns his gaze westward toward the Corenteyn and sings of the joy of meeting his kin.’Ga naar voetnoot209 Hillary de Bruin, die inheemse gezangen publiceerde, meldt dat liederen soms begeleid worden op de jankabuari-dwarsfluit. In de 20ste eeuw heeft ook de gitaar zijn intrede gedaan in het begeleidend instrumentarium, mogelijk onder invloed van Zuid-Amerikaanse muziek. Verder heeft ook de afro-Surinaamse muziek weer haar stempel gezet op de inheemse cultuur, en in sommige dorpen zelfs zo sterk dat de creoolse kawina-muziek de arowakse geheel heeft verdrongen.
Bronnen. De gebroeders Penard (1925-26) publiceerden vier arowakse liederen die ze in 1911 noteerden uit de mond van Sasamali, ook bekend als Jan, van de familie Kaluafudi te Matta (tussen de Para- en Saramaccarivier). Vijftien arowakse liederen werden opgenomen in Arhwaka lokonong djang (Van Baarle e.a. 1989: 143-158); één daarvan in de Spiegel 28-29. Ze zijn ook te beluisteren op de cassette Arhwaka Lokonong Ékitang/ Genuine Arawak songs, uitgebracht in 1989 door Ikyoshie te Haarlem. Hillary de Bruin nam vijf blijgeestige arowakse liederen op in Orino (1992), met muzieknotatie. |
|