Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 1.
(2002)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdTheoretische bespiegelingen bij literatuurgeschiedschrijving
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||
3.1 UitgangspuntenRecapitulerend zijn de voornaamste premissen voor dit model de volgende:
| |||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||
Uit dit alles volgt dat het schrijven van de literatuurgeschiedenis onmogelijk is en dat het aanbeveling verdient te allen tijde bij registraties van het literatuurhistorische proces te spreken van een literatuurgeschiedenis (al zou ‘een verhaal van de literatuurgeschiedenis’ exacter zijn, maar dat klinkt zo stroef). | |||||||||||||||||||
3.2 Het modelUitgaande van het voorgaande kan literatuurgeschiedenis worden weergegeven in een driedimensionale voorstelling, dat in zoverre ontoereikend is dat het de procesmatige kant van literatuurgeschiedenis nooit adequaat kan uitdrukken.Ga naar voetnoot284 Aansluitend bij wat eerder gezegd werd over de status van het verhaal, brengt dit model de drie activiteiten van literatuurgeschiedschrijving in beeld: het ontdoet een aantal historische feiten van hun concrete omgeving en brengt die in een hogere samenhang; het wijst die feiten een plaats aan in de geschiedenis; het brengt de elementen samen in een narratieve structuur. Een literaire tekst is opgebouwd uit vier zeer nauw met elkaar samenhangende elementen: taal, stijl, structuur en inhoud. Deze elementen zijn oneindig te combineren tot nieuwe teksten. Een correcte analyse van deze vier elementen geeft de literatuurhistorische beschrijving identificerende kracht: de beschrijving identificeert deze tekst - en geen andere - als een uniek kunstwerk. De vier genoemde elementen behoren tot de kern van de identificerende beschrijving. Alle andere factoren die de literatuurgeschiedschrijving ook kan (en vaak: moet) beschrijven, zijn contextueel. Ze behoren tot de input of output, maar niet tot de eigenlijke tekst: literaire verwantschap, groepsvorming, de receptie van het werk, de cultuurhistorische omgeving waarbinnen een tekst wordt geconcipieerd, het literatuurbedrijf dat een tekst mogelijk maakt enz.
Het model bestaat uit de volgende elementen: a. De verschillende benaderingswijzen (vanuit verschillende paradigmatische standpunten) van een object uit de literatuurgeschiedenis kunnen worden voorgesteld als lagen: één en hetzelfde object - bijvoorbeeld het oeuvre van een auteur - wordt biografisch benaderd, sociologisch, structuralistisch enz. Deze lagen bevinden zich boven elkaar en overlappen elkaar ten dele. In die lagen kan een pragmatische ordening worden aangebracht, maar die ordening is nooit hiërarchisch; vorm en grootte van de lagen doen er in principe niet toe (zie fig. 1). | |||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||
fig. 1 Lagen
b. Door een aantal van de onderzoeksresultaten die de verschillende benaderingswijzen opleveren, bij elkaar te brengen, ontstaat een reeks van kenmerken van een complex literair object: de kenmerken van het gehele oeuvre van een auteur, of de geschiedenis en het functioneren van een gezelschap. Deze reeks van kenmerken noem ik het Profiel: ketens van eigenschappen die tezamen dat complexe literaire object definiëren als een uniek verschijnsel. In het model is zo'n Profiel voorgesteld als een peilstok die verticaal dwars door alle horizontale lagen heen wordt gestoken en waarop elke laag dan zijn eigen ‘materiaal’ afzet, zodat een ‘ladder met sporten’ ontstaat (zie fig. 2 en 3). Elk Profiel heeft dus betrekking op een samengesteld organisme. Bij de verzameling teksten die tezamen een oeuvre uitmaken is het Profiel opgebouwd uit de vier genoemde identificerende elementen taal, stijl, structuur en inhoud, plus contextuele elementen als verwantschap, receptie etc. Bij de geschiedenis van een toneelgezelschap is het Profiel opgebouwd uit een samenstel van factoren als repertoirekeuze, bezetting, maatschappelijke invloed enz. | |||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||
fig. 2 Ontstaan van een Profiel
fig. 3 Profiel
| |||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||
Voor alle duidelijkheid: een Profiel moet scherp onderscheiden worden van een literatuurhistorische benadering, het is dus niet bijvoorbeeld een receptie-esthetische of systeem-theoretische analyse, maar de optelsom van de resultaten van die analyses. c. Het materiaal dat in de Profielen is samengebracht, kan de literatuurhistoricus tot een algemener verhaal synthetiseren (bewegingen, tijdsportret): het Patroon. Anders gezegd: via de ‘ladders’ van de Profielen klimmen we hoger tot het Patroon - in de praktijk van de geschiedschrijving is dit de broodtekst of de hoofdtekst van het boek (zie fig. 4).
fig. 4 Patroon
d. Het is mogelijk om één element van een Profiel uit te werken, of ook één relatie tussen twee lagen uit te werken (bijvoorbeeld: er is een laag structurele analyse van orale literatuur en een laag structurele analyse van geschreven proza; die twee kunnen met elkaar in verband worden gebracht door te traceren hoe de wetten van de orale literatuur de opbouw van een prozatekst hebben beïnvloed; het belang van het leggen van zo'n relatie tussen twee lagen is dat hier een detailstudie plaatsvindt die exemplarisch zou kunnen heten voor een bepaald letterkundig fenomeen). Zo'n nadere uitwerking van een bepaald element resulteert in een Close-up (in het model: één sport van de ladder van een Profiel). Het resultaat is dan geen unieke reeks van kenmerken van een grotere entiteit (gezelschap, oeuvre), maar is een bouwsteen, een element van die reeks (en het spreekt vanzelf dat elke Close-up zelf weer opgebouwd kan zijn uit een groot aantal kleinere elementen). Een aantal van deze detailstudies levert dus wezenlijke informatie op voor het Profiel. Schematisch voorgesteld: | |||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||
fig. 5. Opbouw van het Patroon
Samengevat: literatuurgeschiedschrijving is het resultaat van paradigmatische benaderingen (lagen) die het materiaal aandragen voor de opbouw van Profielen, reeksen van eigenschappen die samengestelde literaire fenomenen ontologisch, hermeneutisch en empirisch-functionalistisch definiëren. Profielen zijn opgebouwd uit materiaal dat vanuit verschillende benaderingen wordt verkregen; elk van die bouwstenen kan in een Close-up nader worden bekeken. De literatuur zoals zich die aan ons in ongeordende vorm voordoet, verkrijgt een geordend Patroon door generaliserende operaties uit te voeren op de Profielen. Het materiaal van Close-ups, Profielen en Patroon wordt gepresenteerd in een narratieve vorm: het verhaal. De exacte transformatie van het materiaal in een narratieve structuur kan nooit bekend zijn. Al is het in theorie exacter om te spreken van het ‘het verhaal van het Patroon’, ‘het verhaal van het Profiel’ en ‘het verhaal van de Close-up’, om praktische redenen is het aangeraden in de literatuurgeschiedenis ‘het verhaal van’ eenvoudig weg te laten. Uitgaande van de wetten van efficiëntie en inzichtelijkheid, lijkt het mij in de praktijk zelfs onnodig voortdurend de term ‘Patroon’ op te nemen in de literatuurgeschiedenis: het gaat hier immers om de broodtekst, de tekst van de literatuurgeschiedenis die zich typografisch voor de lezer aandient als de belangrijkste, klaar onderscheiden van Profielen en Close-ups. | |||||||||||||||||||
3.3 Het model toegespitst op de Surinaamse literatuurgeschiedschrijving | |||||||||||||||||||
3.3.1 UitgangspuntenIn hoofdstuk 2 zijn diverse epistemologische en praktische zaken aan de orde gekomen. Vanuit de daar verwoorde overwegingen is in § 2.8.2 geformuleerd vanuit welk epistemologisch standpunt de Surinaamse literatuur historisch zal worden beschreven, en in § 2.8.3 welke vraagstellingen dat oproept. We zullen hier bekijken hoe die benadering vorm krijgt in termen van het boven beschreven model. | |||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||
Het Patroon wordt in deze literatuurgeschiedenis van Suriname geordend volgens tradities, waarbij significatieve momenten binnen die tradities de markeerpunten vormen voor de chronologische ordening in periodes. De presentatie van het Patroon kan per periode worden aangepast op basis van de resultaten van Profielen en Close-ups. Alle delen zijn opgebouwd uit een aantal vaste elementen (enkele ervan zijn in sommige periodes weggelaten bij gebrek aan relevantie of beschikbaar materiaal): Het inleidende eerste hoofdstuk is telkens opgezet als contextualisering van de teksten uit de periode. Het valt uiteen in zes paragrafen: 1.1 een aanduiding van de voornaamste politieke, sociale en economische ontwikkelingen, 1.2 de belangrijkste demografische verschuivingen en daarbij behorende onderlinge verhoudingen, 1.3 de culturele oriëntatie en organisatie, 1.4 taalpolitiek en onderwijs, 1.5 de ontwikkelingen op het gebied van kunst en vermaak en 1.6 de ontwikkelingen die zich voordeden onder Surinaamse migranten in Nederland. De volgende hoofdstukken schetsen op empirisch-functionalistische wijze het literatuurbedrijf van de periode, achtereenvolgens: 2. drukkerijen en uitgeverijen, 3. boek en boekhandel, 4. bibliotheken, 5. kranten en periodieken, 6. leespubliek en leesverenigingen. 7. schrijversorganisatie en 8. literaire prijzen. In hoofdstuk 9 wordt het toneelwezen uitvoerig behandeld (het waarom hiervan wordt uiteengezet in de algemene inleiding in deel I). Achtereenvolgens komen aan de orde: 9.1 gezelschappen en theaters, 9.2 het theaterpubliek, 9.3 toneelprijzen, 9.4 repertoire (met hier een onderverdeling naar verschillende theatervormen en bevolkingsgroepen), 9.5 het hoorspel, 9.6 het cabaret, 9.7 toneelkritiek en 9.8 Surinaams toneel in Nederland. In hoofdstuk 10 staat het tekstuele materiaal centraal, veelal in de grote onderverdeling van teksten in Suriname en teksten in Nederland en daarbinnen dan weer onderverdelingen naar taal- en cultuurgroepen. In paragraaf 10.3 komt de jeugdliteratuur in hoofdlijnen aan bod. Paragraaf 10.4 bespreekt literatuurkritiek en literatuurstudie; overwogen is of de behandeling hiervan niet nauwer zou aansluiten bij de bespreking van het literatuurbedrijf (de literatuurkritiek bijvoorbeeld bij de kranten en periodieken), maar daar kleven enorme praktische bezwaren aan, omdat voortdurend zou moeten worden verwezen naar teksten die pas later aan de orde worden gesteld. De lezer krijgt nu veel meer inzicht in de algemene tendensen van literatuurkritiek en literatuurstudie, doordat de teksten al zijn behandeld en voorzien van korte receptie-historische observaties.
Bij het opstellen van de Profielen voor deze Surinaamse literatuurgeschiedenis hebben de volgende overwegingen meegeteld:
| |||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||
Zo wordt uit de volgende lagen (benaderingswijzen van literatuur) informatie samengebracht voor de Profielen: Biografische laag: elementaire biografische gegevens terzake afkomst, ouderlijk milieu, opleiding, evt. migratie, werkactiviteiten, literaire activiteiten, bekroningen. Heuristische laag: bronnen, bibliografische verwijzingen. Tekstgerichte laag: kenmerken en ontwikkeling van de tekst die tezamen de tekstpoëtica opleveren, te onderscheiden in vier onderling nauw samenhangende lagen:
Intertekstuele laag: invloed, herschrijving, verwantschap, verwijzingen. Functionalistische laag: productie van het werk. Receptie-esthetische laag: ontvangst van het werk. Het spreekt voor zich dat in deze Profielen met regelmaat wordt teruggegrepen op de algemene contextualiserende en empirisch-functionalistische inleidende hoofdstukken van elke periode.
Op het niveau van Close-ups kunnen antwoorden geformuleerd worden op synchrone vraagstellingen uit de postkoloniale en interculturele literatuurwetenschap: de plantageverbeelding uit de koloniale periode, de koningsliederen als expressie van de verhouding tot het zgn. ‘moederland’, instrumenten van cultuurpolitiek, de invloed van missie- en zendingsliteratuur, de Caliban-problematiek, sporen van Black Movement en Négritude, herlezing en herwaardering, ‘nationale’ literatuur, de invloed van de traditie op de geschreven literatuur, de creatie van een nieuwe literaire taal, de geboorte van een nieuwe traditie, modernisme en intertekstualiteit, taalcreolisering. | |||||||||||||||||||
3.3.2 Het literatuurhistorische verhaal: vorm en typografiePragmatische overwegingen waardoor ik mij heb laten leiden in mijn keuzes om tot een verhaal van Surinaamse literatuurgeschiedschrijving te komen, zijn de volgende:
| |||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||
|
|