Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 1.
(2002)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermdTheoretische bespiegelingen bij literatuurgeschiedschrijving
[pagina 25]
| |
Theoretische bespiegelingen bij literatuurgeschiedschrijving0. InleidingDe film The pillow book (1996) van Peter Greenaway is de verbeelding van een geschiedenis. Met geschiedenis is hier heel het cluster van betekenissen bedoeld dat het woord in zich draagt, van historie tot relaas van feiten. De film gaat over een Japans meisje dat erdoor geobsedeerd is een boek te schrijven op de huid van mannen. Maar de film gaat evenzeer over haar obsessie, over de wording van dat boek, als over haar levenslijn en de gebeurtenissen zoals die zich om haar heen ontrollen. The pillow book is vooral een film die simultane geschiedenissen verhaalt, die relaties legt tussen vroeger en nu, traditie en moderniteit, oude en jonge generatie, tussen plaatsen die ver uit elkaar liggen, tussen verschillende culturen, tussen thuisblijven en migreren. Het is een film die verteld wordt in verschillende talen, in verschillende schriftsoorten, in verschillende beeldelementen, in kleur en zwart-wit, in gesproken en geprojecteerde teksten, met verschillende stemmen en die ook nog een doorlopend meta-discours is over zichzelf en over al de vormen van geschiedenis die de film bevat. Greenaway schuift beelden over elkaar heen, tot soms zelfs vijf beelden tegelijkertijd op het doek te zien zijn. Hij geeft op hetzelfde moment een totaalshot en een close-up. Daarbovenop is de film een fontein van intertekstualiteit met referenties naar ver uiteenlopende artistieke concepten en werken. Wat al die elementen verbindt, is de continuïteit van het verhaal van het Japanse meisje. De postmodernistische film in optima forma, zou men kunnen zeggen. Ik zeg liever: een film als een metafoor voor literatuurgeschiedenis. Die van Suriname in dit geval. Ik zou de geschiedenis van de literatuur van Suriname graag willen neerzetten zoals Greenaway het verhaal van het Japanse meisje Nagiko. Want de complexiteit van het verhaal van de Surinaamse literatuurgeschiedenis is vergelijkbaar met de verstrengeling van verhalen die Greenaway heeft opgebouwd rond de memoires van de courtisane Shei Shonagon. De afgelopen vijftien jaar hebben Nederlandse literatuurwetenschappers veel kanttekeningen geplaatst bij de mogelijkheden en onmogelijkheden van een literatuurgeschiedschrijving van de Nederlandse letterkunde. Daarin gaat het om geschreven bellettrie in één taal, een letterkunde bovendien die tot voor kort nog beschouwd werd als behorend tot een monocultureel gebied. Hoe oneindig veel complexer is de Surinaamse situatie: een samenleving die bestaat bij de gratie van de ‘multiculturaliteit’, met een groot aantal talen die vaak ieder ook verschillende stijlregisters kennen, met een nog steeds levende orale literatuur, met een autochtone literatuur die deels gegroeid is uit een koloniale situatie, met een literaire infrastructuur die sterk afwijkt van de westerse, en tenslotte: een literatuur met een groot contingent migranten. Hoe het gecompliceerde cluster verhalen die samen worden aangeduid met de term ‘Surinaamse literatuurgeschiedenis’, in beeld te brengen, als je niet kunt beschikken over de mogelijkheden van beeld en geluid die Peter Greenaway zo gretig en virtuoos benutte? Welke presentatie is de beste, dat wil zeggen: de minst compromisloze, om het verhaal van de Surinaamse literaire geschiedenis in haar pluriformiteit en complexiteit recht te doen, en tegelijkertijd het beeld transparant te houden? Zoveel heeft het postmoderne denken ons wel bijgebracht dat de ideale literatuurgeschiedenis niet meer geschreven kan worden. Maar welke zijn de pijlers zonder welke het huis niet kan staan? Welke benade- | |
[pagina 26]
| |
ringswijze is de meest geëigende?
In het navolgende zal allereerst een aantal opvattingen van literatuurgeschiedschrijving de revue passeren die belangwekkend zouden kunnen zijn voor een literatuurgeschiedschrijving van Suriname. Eerst worden concepten bezien zoals die zijn gehanteerd voor multilinguale en multiculturele gebieden als Zuid-Afrika, India en het Caraïbisch gebied. Dan wordt in § 2.1 tot en met 2.4 ingegaan op een aantal epistemologische kwesties: paradigma's, contingentie en polyperspectivisme. Vervolgens wordt de positie van de literatuurgeschiedschrijver bekeken: hoe gaat die om met de distantie tegenover het object van onderzoek, wat is de rol en status van waardeoordelen en op basis van welk stelsel van normen en conventies kunnen waardeoordelen worden geveld? Vanuit de ideeën die zijn ontwikkeld binnen de interculturele literatuurwetenschap zal aandacht worden besteed aan terminologische kwesties, aan de Surinaamse en Caraïbische premissen van onderzoek en aan de wijze waarop teksten gecontextualiseerd moeten worden. Dan komt de complexiteit van een nationale literatuurgeschiedschrijving ter sprake (§ 2.5), gevolgd door de problematiek van de afbakening van het corpus (§ 2.6): bij een eerste geschiedschrijving vraagt de volle massa aan Surinaamse teksten om selectie en ordening. Kan de literatuurgeschiedschrijver het totale corpus aan Surinaamse teksten overzien, en zo ja, hoe selecteert hij de teksten die hij aan de orde wil stellen? Het begrip Surinaamse literatuur zal dan gedefinieerd moeten worden. Tenslotte worden status, ordening en periodisering van het literair-historische verhaal besproken (§ 2.7). Telkens zal specifiek aandacht worden besteed aan Caraïbische opvattingen die zullen worden toegespitst op de Surinaamse situatie, en waar nodig zullen ook opvattingen binnen de geschiedschrijving van de Nederlands-(Oost-)Indische letterkunde ter sprake worden gebracht. Zo komen de contouren van onze benadering langzaam in beeld. Tenslotte volgt in § 2.8 een recapitulatie. Vanuit een duidelijke keuze voor een aantal uitgangspunten zal in hoofdstuk 3 een model van literatuurgeschiedschrijving worden gepresenteerd, dat concreet wordt uitgewerkt om recht te doen aan de eigen aard en waarde van Surinaamse teksten in hun specifieke communicatiesituatie. Daarmee zal dus de structuur van deze literatuurgeschiedenis zijn aangegeven. Heel wat historici, zo merkt E.H. Kossmann op, hebben zich verschanst op een veld van onderzoek ‘dat men als het ware omheint door middel van een eigen terminologie, een eigen waardenhiërarchie en een eigen discussie- en citatiecircuit’.Ga naar voetnoot11 Ik hoop dat het model dat ik zal presenteren - vanuit de overwegingen en afwegingen die in het navolgende worden gemaakt - de omheiningen juist zo laag mogelijk houdt. |
|