Het wondere lied(1920)–Pierre Kemp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Voor de donderbui. De wind scheerde op de vlakte van de heide Wild-weg zijn waai in woede, koldrend blij De vrijheid, rennend ruw in razernij, Woest tollend in dat donker stormgetijde. Staâg-hooger torenden ter zuiderzijde De zware banken van een buienrij, Den horizon wegwalmend in een brij Van looden wolking, waarin donder keide. Gestâge flikk'ring, of een lichtmond deed De lippen open en weer plotsling dichtsloeg - De lichtmond van een dreigend stormfantoom. De lichting sterkte.... Gromming.... 'k Zag een boom En 'k voelde blaadren, die mij in 't gezicht joeg De stormwind, die zich op den espboom smeet. Vorige Volgende