Het wondere lied(1920)–Pierre Kemp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Dag. Om hooge bergen waakt nog zwarte nacht, Als plots het klagen klinkt van cellospel De tonen weiflen uit de diepte, zacht In tragen opgang; innig smeekt de cel. De schemer grauwt. Het Oosten wordt al hel En heller, als de toon der cel in kracht Van zinging wint; de tonen worden pracht Van jongen jubel, gaan al vlugger, snel, Nu 't schemervlies vlucht bij het gouden schot Der zonne, die thans slag op slag en slag Doet daveren in 't dal den nieuwen dag. De celletonen ruischen.... bruischen tot Een jubelend triomfgezang: de dag, - Muziek van cellospel en paukeslag. Vorige Volgende