Het wondere lied(1920)–Pierre Kemp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] In schemeruur. ‘Ik wil nu leven ver van al geluid, Alleen met land en lucht, mijn oog vermeien In 't spel van 't licht, dat over 't land zal glijen, Tot nacht den dag weer in de kimmen sluit. Ik wil nu staren door gekleurde ruit, In rozentuinen, waar het rood nabije De witte rozen zijn en vlinders spreien Hun witte wieken geel op 't blauwe kruid.’ Dit alles klinkt, doch in de stilte niet, Want ware stilte duldt niet één geluid, En buiten ruischt de wind met licht gerucht Door schemerboomen, begeleidt het lied, Dat het klavier zingt, door mijn hand bevrucht, Totdat ze wit den zwarten vleugel sluit. Vorige Volgende