Het wondere lied(1920)–Pierre Kemp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Droomtoover. Ik weet niet, wat de wolken gindsch beduiden Bij 't roode dalen van den zonnebol: Zij doen mij denke' aan roos-oogige bruiden, Aan 't wezen van een schemer, wondervol.... Ik weet niet, of dat wonder schemerwezen Mij zelven is en of ik uitgebreid Lig op de gouwen, uit de kim gerezen Als een carmijn-in-gouden heerlijkheid.... Ik weet niet, of die zonne wel zal dalen En of ik met haar pracht zal ondergaan; Of ik niet ben de geest van hare stralen, Gespreid als vleugels van een glansenzwaan.... [pagina 36] [p. 36] Ik weet niet, of er nog een uur kan komen Na deze stonde wondervolle pracht, En of die zon niet ondergaat in droomen; Of zij niet door een droom werd voortgebracht... Zal op dees droom van zon een droom van sterren Volgen, waarna een droom van duisternis? Ik weet het niet. 't Is of die pracht daar verre En in mijn geest gelijk aan 't tanen is.... Het zoet gevoel van droomen, die bekoren Door gouden pracht of door hun innigheid, Gaat in mijn ziel, als in de lucht verloren De schoone glans in duisteringen.... wijd.... Bestond die zon en 't uur waarin zij onder In 't Westen ging, of was dat al een lied, Dat 'k zong in droomen aan een wezen wonder? Kan 't zijn? kan 't niet zien?? kon 't??? Ik weet het niet.... Vorige Volgende