Verzameld werk. Deel 3(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1329] [p. 1329] Doode vink Nu zingt mijn ziel, op kamer zonder vuur In een vreemd huis, van smart een melodie Om kleinen broeder vink, die pijnlijk stierf. Waar is hij nu? Achter het luchtazuur Is 't of 'k de zielen van geliefden zie In de eeuwigheid. Maar waar zijn geest wel zwierf, Toen hij het leven liet in kleine kooi, Waar hij eens at en sprong en zong zoo mooi? Waar zijt gij heen, mijn kleine broeder vink? Ik schreide om u, mijn hart is ongerust En andre vogels wisten 't evenmin. Het leege traliehuis is stil, geen tink Van fluiten schalt meer door 't vertrek. Gebluscht De kleine vlam van geest, waar gij zongt in. Al tweemaal zag ik rijzen 't morgenrood, Maar kleine broeder vink blijft eeuwig dood. En toch niet dood; een wonderbaar geheim, Dat alle leven geeft en neemt weer heen, Nam hem in scheemring van goud-grijzen droom. Daar zingt hij schooner schal in 't gulden rijm Van eeuwig-feestend licht, dat gloort ineen Met hemellijn en -kleur. Uit wonderboom Wipt hij van gouden twijg op Godes hand En fluit het lied van 't Eeuwig Zomerland. In de eeuwgen opgang van dien dageraad, Waar alle reine zielen stralend gaan, Eet kleine broeder vink zijn beste licht, Drinkt dauw van stralen, kweelt in goudgewaad. Hij weet het raadsel van zijn aardsch bestaan. En als de Dood mijn schreên ten hemel richt, Vliegt aan den drempel met een blij getink Mij groetend tegen kleine broeder vink. Vorige Volgende