Verzameld werk. Deel 3(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1330] [p. 1330] Voorbijgang des heeren In alle kameren ziet Hij hun licht En alle ramen gaat Hij stil voorbij. Door alle duisternissen treedt Zijn tred En boven alles gaan de verre sterren; Boven de daken, waar de zonde woont; Over de huizen, waar luid wordt gebeden. In alle kameren ziet Hij hun licht En alle ramen gaat Hij stil voorbij. Het luide lachen bij het rinklend glas, De woeste kussen van het dartel paar, De droge snikken der bedroefde vrouw, Hij zag dat al en ging het stil voorbij. De bliksems heeft Hij huizen in Zijn oogen; De donder welft daar boven in Zijn brein; Zijn stap kan aarde en hemelen doen beven. Hij ziet de steden in het diepe dal, De dorpen op de heuvlen en de vlekken In rotsige gebergten. En zooveel Dat nooit een engel zonder doemenis Kon doen, ziet Hij en gaat het stil voorbij. Zacht is Zijn aard en wie Hem 's nachts ontmoet, Zal aan het Licht dier allerzuiverste oogen Niet zien, wat droevigs zij nog heden zagen. En toch in elk dier oogen brandt een kruis, Waarop elk oogenblik een Heiland sterft. Hij sluit zijn oogen niet om al die pijn, Maar zwijgt en draagt Zijn kruis en treedt Zijn tred. In alle kameren zag Hij hun licht En alle ramen ging Hij stil voorbij. Vorige Volgende