Verzameld werk. Deel 3(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1325] [p. 1325] 1919 Pinksteren 't Is feest, maar héél 't rumoer van het volk Op straat en pleinen is verstild. Er komen Gedaanten naar Maria's huis. Geen wolk Wiegt in het wijd azuur haar zilvren doomen. De vogels zwijgen in den schâuw verscholen En in de tuinen roeren niet de boomen. Maria bidt en rond Haar wezen dolen, Als kindren zonder ouders, alle stemmen Der biddenden, eentonig als een molen. Maria zwijgt. Zij denkt weer veel aan Hem en Begint niet weer 't gebed. De Apostelen staren Haar aan en voelen iets hun ziel beklemmen. De stilte weegt op het lichaam en de haren. 't Is of de harten in hun kloppen sterven. Plots komt een wind, een sterke wind gevaren. De boomen trillen niet, maar sterker zwerven Er winden door de ramen en er gaat Een Zon aan 't gloren in de zon. De verven Verbleeken. 't Oudste licht als schaduw staat In 't nieuwe Licht, met vreemd gedruisch gekomen. Maria staart met een vervoerd gelaat, Als had Ze alléén een hemelstem vernomen En op haar hoofd flakkert een tong van vuur. En over allen, daar vergaderd, stroomen [pagina 1326] [p. 1326] De vurige tongen. Onder 't stil azuur Roert thans een storm den witten kant der blaadren Omhoog. 't Gerucht ontwaakt in 't wonderuur; Er deint een menigt' voor Maria's huis. De Apostlen treden voor. In taal der vaadren Hoort ieder vreemdling, de Triomf van 't Kruis. Vorige Volgende