Verzameld werk. Deel 3(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1321] [p. 1321] Kerstrijmpje Er draaft een ruitertje door den nacht, Het kwam van ver uit den middernacht, Het klopt op alle deurtjes. Hoor het op de paleisjes slaan En naar de boerenhutjes gaan! Het ventje draaft zich kleurtjes. Tok-tok-tok! De oude boer schrikt op En steekt den ruig-behaarden kop De halfdeur uit, verbaasd. Tok-tok! De late ambachtsman, Die nog maar niet naar bed toe kan, Tuurt uit het raam verdwaasd. Tok-tok! De mijn- en ertsmagnaat: Wat slaat nog op mijn raam zoo laat?' Schelt. ‘Knecht, wat mag het wezen?!’ Wat mag dat wezen! Wat mag het zijn?' Denkt 't besje bij den kaarsenschijn Den bijbel nog aan 't lezen. De zwaargepijde monnik houdt Met bidden op en zacht ontvouwt Hij zijn gevouwen handen: ‘Wat mag er toch zoo bellend zijn? Wat mag er toch zoo schellend zijn, Geruchtend over de landen?!’ Het is het ruitertje van den Tijd, Dat zich op Gods bevel vermeit Met roepen aan alle ramen, [pagina 1322] [p. 1322] Met kloppen op iedere deur en poort: ‘Gods Zoon is geboren - zegt het voort - Voor negentienhonderd en zeventien jaar! Viert heden Zijn feest om Zijn hoogaltaar! De monnik, hij antwoordt voor allen te samen: ‘Amen!!!’ Vorige Volgende