Verzameld werk. Deel 3(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1298] [p. 1298] Lied van de wolken der maanlooze nachten. Wij dolen, zoo het ons bevolen is, altijd en eeuwig in de duisternis der nachten, en wij volge' en vliên het beeld der zon, dat onze zusters zien. Daar mijlen voor ons klinkt hun juichend lied en mijlen na ons, waar de schemer vliedt voor 't licht der zon, daar vult hun zang de lucht, daar volgt de zon ons, die ons ginder vlucht. Zoo zal het blijven, tot we in duisternis verweene' ons leven, dat van tranen is, en missen wat wij nimmer zullen zien: het beeld der zonne, dat wij volge' en vliên. Dat volge' en vluchten is de grootste pijn, het eeuwig béeld van ons onmachtig zijn: zij volgt en vlucht ons, en wij volgen haar, en nimmer, nimmer vinden wij elkaar. O, konden wij, die zooveel van U hoorden in 't juichen onzer zusters, U toch zien, slechts éenmaal, om dan weer in 't hooge noorden te drijven, U te volgen en te vliên, dan konden wij tenminste droome' in't reizen - van U - boven de vlakten, die doen ijzen; dàn voelden wij dat eeuwige gemis aan licht niet zoo in de eeuwge duisternis. Vorige Volgende