‘dansen’, dit alles moeten mijn gedichten maar illustreren, doch niet alleen de kleingedichten, ook die uit het ‘Pays (du) Tendre mosan’, die bredere ‘velden’ openleggen en laten aanschouwen.
Er is een toenemende voorkeur om in een stad, alleen met witte, gele, oranje, rose en vermiljoene deuren en muren te wonen. Alleen de huisnrs mogen in meigroen zijn.
Wat het lichter genre van oden aan het vrouwelijk schoon betreft, er is mij lang geleden, toen men mij vroeg, waarom ik niet langer in Amsterdam (1915) ben gebleven, wel eens naar de oorzaak gevraagd. Ik zeide toen, dat dit ook lag aan de meisjes te Amsterdam, die nog al lang waren, - toen langer dan in Limburg - en dus ook langere benen hadden. Dat komt sierlijke benen niet ten goede. Het kwantum lok-vlees verdeelt zich dan over een te grote uitgestrektheid, wat voor de innemendheid van de opbouw van kuit en dij niet bevorderlijk is.
Daarop kreeg ik van de aanwezigen bij het gesprek te horen, dat Limburg percentsgewijze over animerender beenwerk beschikte, en de vermaarde portretschilder Anton van Welie, ook aanwezig, wist mij zelfs te vertellen, dat naar het oordeel van de kunstenaars de benen van de Venlose meisjes tot de mooist-gevormde van de Elf Provincieën behoorde(n). Ik was blij dit van zulk een deskundige te vernemen en zoveel begrip voor mijn eigen standpunt te hebben gevonden.
Want men moet het ‘vrouwelijk schoon’ niet onderschatten in het landschap en in dit geval in het Limburgse Maasland. Het zijn niet alleen de canadassen langs de Maas, in de beemden en elders, die door hun bladerengeruizel de sfeer geven, die een Limburgs dichter dierbaar kan zijn. Ook dat wat de bodem der landstreek het naast is, is van argumenteel belang en dat zijn, vlak boven het contact met de voeten, de kuiten. Op een aantrekkelijke kuit moet een dichter alexandrijnen kunnen schrijven, maar of hij zich in Holland alleen maar kan bepalen tot maximaal vijfvoeters, dat is een kwestie die hier niet aan de orde komt, in ieder geval hier niet urgent is.
In de inleiding tot het voordragen van gedichten bij de a.v.r.o. heeft Willem Brandt gezegd, dat de dichter Pierre Kemp tussen Noord-Nederland en de Vlaamse letterkunde staat, iets als: tussen de beide groeperingen in staat Pierre Kemp, de Limburgse dichter enz. enz. Het was op 20-1-1961, te (2.20) 14.20 bij het voordragen van het gedicht ‘Harmonie’ door Anny Schuitema.