1960
Voorkeuren
In mijn gedicht ‘Verloren componist’, voorkomend in de ‘Bloemlezing uit mijn kleine liederen’ (Van Oorschot, Amsterdam 1953), vraag ik mij af: had ik dit alles niet liever in muziek gezet?
Nu weet ik wel: men kan de vingers van het mysterie der muziek niet laten glijden in de handschoenen van het mysterie der lettertekens. Maar toch, de inspiratie uitgaande van die begaafde rivier, ‘the lazy Meuse’ weleens genoemd, die uit Frankrijk komt en door België en Nederland haar loop naar de Noordzee voortzet, zou een andere voorkeur doen verwachten bij de door haar geïnspireerde dichter, dan er nu te voorschijn zal komen.
Zij stroomt door een sfeer waarin het volop 1001-Dag is van kleuren aan bloemen en ruisende populier-harpisten, aan vruchten en insekten, vogels en vlinders, verten van heuvels en velden en... laat mij de hoofdzaak niet vergeten... vrouwen, die ‘decoratieve’ sterren, en dit helaas niet alleen, bij zovele frivole uitstapjes met de letters van het altijd getrouwe, tegemoetkomende en gedienstige alfabet. Toch kan deze ruisende en veelal tere praal mij niet de emotie van de voorkeur geven. Er is iets, dat mij niet meer met rust wil laten en mij ondanks alle met letters geschreven kleurnuances, blijft trekken naar wat de voorkeur moet zijn en niet kan worden ‘overzongen’ door porseleinkleurige bloemen en regenbogen in de Echten van deze tijd. Het is wat zich als voorkeur opdringt, zonder meer. Voor mij is dit mijn gedicht:
‘tekens aan het wereldruim’
geschreven op 23 november 1951 en voorkomend in dezelfde bloemlezing als boven reeds vermeld. In het volle besef van mijn verworven weten en enigszins summier komen daar drie personen in voor. Laat mij bescheidenlijk de ‘Blanke Man’ voorop schuiven. Waarom zou dat de dichter niet zelf kunnen zijn? Dan is er de ‘Gele Man’ wiens flitsen ik steeds voel overschichten bij de langdurige, thans nog dagelijkse lectuur van zijn poëzie in de schakeringen van zijn ras. Zo graag had ik deze poëzie verenigd gezien in één machtige