den, wat tot het dompteeren van haar athletischen, maar niet altijd even standvastigen schilder wel noodig zal zijn gebleken. Voor ons moet het blijven, of zij is heengegaan door harentwil en niet door het ingrijpen van haar vijandige, duistere machten.
Ten tweede: of zij werkelijk het model van Goya was.
Wie haar beeltenissen in of zonder het gezelschap van Goya de revue laat passeeren, kan zich niet aan een zekere teleurstelling onttrekken en evenmin aan de vraag: bezat de duquesa wel ‘des seins assez opulents’ om de Maja desnuda te kunnen zijn? En moet men dan niet met een stillen schuchter-open mannenlach erkennen, dat zelfs de lyrische emotie van Goya daar, of het ontbrekende aanvulde of een andere jonge vrouw uit zijn penseelen streek. En wanneer men dan de ter zake kundigen moet gelooven, die veronderstellen dat Donna Joaquina Candado tot model diende voor de Majas en haar vormen confronteert met die der Maja desnuda, dan frappeert daarbij wel dezelfde opulentie van vormen. Het vlamt als het ware op voor onze verbeelding als een lichtreclame: je bent de buste van de Desnuda of je bent ze niet!
Er is echter nog iets anders.
Zijn de beide Maja's wel dezelfde vrouw geweest? Ook daaraan wordt getwijfeld. Is de gekleede Maja niet iets ouder dan de andere? En ook al niet een tikje chragrijnig?
Hoe dit zij, wij behooren in geen geval tot de beschouwers en de critici, die als gewoonlijk, de Desnuda opofferen aan de Vestida, maar houden het met Bertaux, die de eerste tegen de laatste verdedigde, zeggende: Certes, cette dernière est un morceau de maître, et rien n'égale l'audacieuse habilité du peintre à révéler les charmes qu'il cache sous de traîtresses batistes, à voiler sous de chastes, mais trompeuses apparences, l'appel ou le souvenir de la volupté. Les deux bras levés et ramenés derrière la tête dans leurs manches jaunes, la brune chevelure frisée qui se rebelle, font un cadre d'une incomparable harmonie au visage ardent et aux yeux prometteurs. Mais, zoo gaat hij voort, l'autre Maja est peut-être le morceau de nu le plus savoureux qui soit au monde. Petite, avec sa taille de guêpe, ses hanches pleines, ces jeunes seins opulents et mûrs, ce n'est point une beauté classique, où s'incarne la vision d'un peintre tourmenté d'idéal, mais c'est, cueillée dans la nature vivante et palpitante, une fleur de joie et de plaisir dont l'arome pervers enivre, et que l'artiste eut sans doute le bonheur de respirer aux jours amoureux de sa jeunesse. Il en peignit l'image spirituelle et brillante dans l'allégresse