Verzameld werk. Deel 1(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 312] [p. 312] Boete doen Nu ik heb kwaad gedaan en de dood eens jong mocht komen, wil ik niet naar bed toe gaan om er te dromen. Eerst wil ik boete doen en zal ik mij versterven, al wil het zomergroen daar buiten die zin bederven. Ik sluit mijn ogen in de doosjes voor de nacht en strek mijn benen als boetbegin op de mat voor mijn bedje en wacht... op een wonder? Zijn de gordijnen dicht? Of worden ze al hemelsblauw door het allerminzaamste aangezicht van Onze Lieve Vrouw? Weet Zij, hoe ik hier boete doe en mij houd uit de slaap tot ik ben te moe? Daar trek ik plots mijn benen op. Een licht struikelt over mijn boete-kop, 't is zilver in mazen van goud. Wat heb ik het toch koud! Heb ik nu boete genoeg gedaan en mag ik weer naar bed toe gaan? Ik vraag het aan de zwijgende Maan, aan wie niets in de nacht ontgaat in tuin en bos, op plein en straat en die plots achter de ruiten staat, als had zij zich verpraat. Vorige Volgende