Verzameld werk. Deel 1(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] Naar tedere biechten De vrouwenvingers aarzelen in de plooien der huid tussen de vingers van de zanger en waar de lijnen van de handpalm glooien worden de strelingen nadrukkelijk langer. Wat is het stil boven het roffelen van de wielen? Het lamplicht schetst mat-lijnend de profielen van de blonde, bruine en zwartbehaarde mensen rondom de vaag-gedekte kernen van hun wensen. De Rose-en-roden wandelen in de gangen, spottend inwendig bij de test van het verlangen der reizigers naar de diepste zin. Verloren fragmenten worden elders hergeboren in altstem, schoon sopraan ze ginds verloor. Er zweeft een sfeer van een gefluisterd koor en breed plant zich het seksenlispelen over het contact door de gangen en met de paarse tover, waarin de accenten van de vrouwenogen gloeien, dwingt het wat nog verborgen in de mannen zingt te komen naar de mond en zich uit te spreken. De vrouwenvingers vergen een teken. De mannen hunkeren in het sluw-geleide woordspel naar het koesteren van het ingewijde. Zij kúnnen niet meer uit die ogen gaan. Zij biechten... en dáár komt het hier op aan. Zie ze daar knielen naar die kostelijke oren! Er gaat geen grein van het geheim verloren. De schonen glimlachen. Het wordt zo énig. De biechtelingen plooien even lenig hun monden om de schonen te adoreren, als deze wijken terug om te irriteren. Och, zie die mannenlippen toch bewegen. De vrouwenogen zuigen; níets houdt tegen, geen macht ter wereld remt meer het bekennen. In de superbe vrouwenogen rennen spot, hoon, verachting voor dat dwaas geslacht, verzinnebeeld zich achtend door de kracht. [pagina 210] [p. 210] Ach, de ezels biechten! Reik aan toch ezelsoren! Ik wil hen er mede decoreren, eer het bekoren smelt voor de terugkeer van de realiteit en hun de domme schedel sieren in eeuwigheid! Ik wil die averechtse knapen kronen, eer zij zich niet meer zulk een prooi van de schonen voelen, want ik lig met de vrouwen in compagnie en dank aan hen de helft van mijn genie! ...en de ezels blijven biechten. Maar ben ík verstandiger en weer ík mij tegen die poliepen handiger? Durf ik mij van de feiten, als waren het maar vermoedens, vrij te pleiten? Ik zie al uit de schemering van de hoeken klimmen in alle kleuren en nuancen schimmen. Oogleden fronsen. Ik hoor mijn eigen woorden zo zonderling gedempt en in verstoorde zinnen mijn eigen eden honend stug terug. Ik heb níets gezegd! Ik heb níets gezworen! Die vrouwen liegen met hun mond tot in hun oren! Dat schimmenvolk is hól! Ik zoek de rug! Hier met de rug! Alleen de rug is waar!! Néén, níet die tongen en dat geurend haar, dat óveral-haar! Neen-niet en nooít die ogen! Weg met het fluisterend bedriegen van die stem!! Hier met die rug!!! Alleen die rug blijft waar, door hem werd ik nog nooit bedrogen!!! Vorige Volgende