Verzameld werk. Deel 1(1976)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 195] [p. 195] Forensen voor Cythère en andere gedichten 1949 [pagina 197] [p. 197] I Forensen voor Cythère (Ironie van een vaarwel aan het vlees) De verlokking Vinder van Schoonheid, sta ik daar te staren met vochtige ogen en dat wonderbare rilkoud getintel aan de wortels van mijn haren naar de Eeuwige Emotie Zon. Ik luister... In een achtergrond van wind door snaren klinken de klokjes van een carillon... De klanken dansen om de rand der blaren van de robinias. Ik zie de einder klaren en in de waaier van het begoochelend zonnelicht Cythère als drijvende in het vergezicht. Ik voel het spel van de verijlde ranken tot aan de weldaad der vergrote klanken om beurten in de zijden lucht gegrift en uitgewist. Mijn mannelijke drift bidt diep in mij met het behagen als van mijn beste dagen. Het wordt zo nieuw in mij en of ik mijn mond reeds naar de verte van de toppen mijner vingers zond en deze iets zeggen zullen met een teren wenk naar het Grootse Licht in dank voor zulk geschenk. Zijn het de vlammen der mystiek van het Vuur, die mij grijpen aan en niet meteen het puur genot der neus, al talmend bij de bloemengeuren, die kleden meer de kleur, dan geur zich kleedt met kleuren? Is het, of de rozerode meidoorn met zijn witgebiesde bloesemwijze het net [pagina 198] [p. 198] der zinnelijke sensaties lokkend spant tot handschoen voor de wellust in mijn hand? Is het als straks de acacia met de grossen van vlinderbloemige urntjes zijner trossen schept sfeer om zonder lichaam of gezwel van denken naast die geur van overspel, meditatief van zomerzonnetrant muziek te worden met het galante land? Weer luister ik en zie door de ogenkieren het eiland van intiem pleizier en tederheid ver glinsteren met een glans, waarin het licht zijn pointes aanzet tot een dans. Het carillon klingelt weer zijn lokkend air... Ik proef de letters van het woord Cythère huppelen als rozenblaadjes met geuren van wijn en thee mijn lippen over tot mijn tong speelt er mee. Hoe verlaat ik deze nuchtere zaken-tijd, waar ik hier zo middenin moet staan? Bewijs ik niet liever lyrisch-dronken het onderscheid tussen het blauw van de zon en het oranje van de maan? En vlieg ik niet liever over luchtvalleien verder dan ver van ster tot ster, dan dat ik mij hier voel verkeerd en alleen tussen de letters van de namen der maatschappijen van al die nijverheid, hoe ook verguld op hout en steen? Al dwingender klinkt weer het lokkende air... en ik, wat weifel ik nog een langzaam ogenblik? Ik heb te gaan met al mijn wijze zinnen. Al wacht eerst straks het gouden schip met purperen zeilen, waar cupido's in blazen, ik wil niet langer wijlen! Ik reken op de geest van mijn vriendinnen en het verjongde kloppen van mijn bloed!! Waarom mij nog verzetten, als het moet?!! Vorige Volgende