Limburgs sagenboek
(1968)–Pierre Kemp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| |
Protestanten-sagenHet bewijs van Pater VinkPater VinkGa naar voetnoot1 preekte een missie in de Sint-Matthiaskerk. In een van zijn preken verklaarde hij zijn toehoorders dat Luther en Calvijn verdoemd waren. De protestanten die toen meester waren in Maastricht, achtten zich door zijn woorden ten zeerste beledigd en deden hun beklag bij de militaire overheid van de stad. Pater Vink moest nu voor de rechtbank verschijnen, ten einde over het al of niet verdoemd zijn van Luther en Calvijn te redetwisten. De protestante heren stelden zich daarvan voor dat zij hem wel tot andere gedachten zouden brengen en dat hij alles daar wel weer zou herroepen. Het uur van de dagvaarding was gekomen. De predikanten waren er al voor die tijd en hadden een karrevracht boeken voor het tribunaal bijeengebracht. Die moesten allemaal dienen om de beweringen van pater Vink te ontzenuwen en te verpletteren. Pater Vink liet wat op zich wachten en de protestanten betreurden het al dat zij hem niet aan de kaak konden stellen. Eindelijk, daar kwam pater Vink aan, precies op tijd, maar zonder een karrevracht boeken. ‘Ha-ha!’ spotten de protestanten, ‘daar komt mijnheer zonder boeken!’ Pater Vink deed of hij dat niet hoorde en het dispuut begon. Gelijk zou hij echter niet van hen krijgen en daarom voegde hij hun toe: ‘Mij wilt gij toch niet geloven. Maar ik zal de duivel hier voor u laten komen en deze zal voor mij getuigen!’ De protestanten lachten hem uit. Toen haalde pater Vink een klein boekje voor de dag en begon daar ijverig in te lezen. Nadat hij dat een poosje had gedaan, hoorden alle aanwezigen een gerammel van ketenen en opende zich plotseling een deur, die zij nog nooit gezien hadden, in een der wanden van de zaal. Uit deze deur trad nu de duivel, twee verdoemden, in ketenen geklonken, voortsleurend. | |
[pagina 292]
| |
Te midden van de algemene ontzetting brulde de duivel tegen pater Vink: ‘Wat moet gij van mij?’ ‘Laat die heren nu eens zien, wie gij daar bij u hebt!’ De dodelijk verschrikte protestanten moesten, of ze wilden of niet, de twee gedaanten aanzien en nu zagen zij dat het werkelijk Luther en Calvijn waren, door de duivel uit de hel gesleurd om voor de waarheid der woorden van pater Vink te getuigen. De protestanten verzochten pater Vink echter om de verschijningen weer te doen verdwijnen. Pater Vink antwoordde hun, heimelijk lachend: ‘Ik, de mijnheer zonder boeken, bracht hen hier. Probeert gij met al uw boeken nu om de duivel en degene die bij hem zijn, weer weg te krijgen.’ De protestanten die wel wisten dat zij dat in geen eeuwigheid gedaan kregen, moesten zich gewonnen geven en verklaren, dat pater Vink gelijk had. Zij verzochten hem tevens aan de aanwezigheid van dat afschuwelijk drietal een einde te maken. Ziende dat hij hen genoeg had gestraft, nam hij het kleine boekje weer en las nu de tekst van achteren naar voren. Toen hij het laatste woord had uitgesproken, verwijderden de duivel en de verdoemde ketters zich onder hels lawaai van de rammelende ketenen en het achterlaten van een afschuwelijke stank, weer door de geheimzinnige deur, die tegelijk met hen verdween. | |
De zwevende grafsteenVan Pater Vink wordt nog verteld dat men de grafsteen die boven zijn lijk ligt, nooit heeft kunnen bevestigen, daar hij zich altijd boven de gelijke grond verhief, wat ab een gedurig wonder werd beschouwd. Om die reden zouden de protestanten zijn lichaam dan ook elders begraven hebben. Op 8 juli 1936 zou zijn lichaam nog gehéél onbedorven gevonden zijn. | |
De beeldstormer gestraftToen de beeldstormers in 1566 te Venlo huishielden, woonde daar een calvinistische brouwer, ‘die in het weeshuis voor de borgers met vergadering broude, gelyk men noch huidigendaagsch daar brout’. Deze brouwer, ook beeldstormer en een felle vijand van de Moeder Gods en ‘haaren Beelde’, liep, de heilige Maegd lasterend, met de an- | |
[pagina 293]
| |
dere beeldstormers de grote kerk binnen en komende bij het beeld van de gebenedijde Maagd, sprak hij Haar aldus smadelijk toe: ‘Kom, Meerken (Marytje), du hebst hier soo lang gestaan sonder dig te wermen, kora, ik sal dig nou wermen!’ Dit zeggende nam hij het Mariabeeld van het voetstuk, droeg het naar het weeshuis, stak het in de brouw-oven en liet het verbranden. Toen de lasteraar nu het hier ‘gaar gemaakt had en met de gist gemaakt, so wilde dat bier niet opgaan of gylen, maar bleef trubbel en onbequaam, also dat het bier niet wilde opgaan. Menschen, noch beesten konden dat niet drinken, ja dat meer is, geene beesten wilden die kaf of zuut eeten. Dese lasteraar heeft daarna geen bier meer konnen brouen, alsoo dat hy daarna twee ad dreymaal in de asse, so men seidt, broude en door armoe het brouhuis en de stadt heeft moeten verlaten.’ | |
De groeiende beeldjesAan weerszijden van de oorspronkelijke ingang van de Ned. Herv. St.-Janskerk te Maastricht, die zich bevond aan de noordzijde van het gebouw, tegenover de ingang van de St.-Servaaskerk, bevonden zich twee gedenkstenen, elk met een bas-relief. Deze gedenkstenen bas-reliëfs vertoonden een bijbelse voorstelling met het geknielde figuurtje van een overleden kanunnik, die nader was aangeduid in een daaronder aangebracht opschrift. Van die bas-reliëfs heette het dat de protestanten al herhaaldelijk hadden beproefd ze weg te kappen, maar steeds vergeefs, want altijd groeiden zij 's nachts weer bij. | |
De duivel als werverOp 4 februari 1570 zou zich de duivel verschillende malen hebben vertoond als werver voor het leger van de Generale Staten. Petrus Visschers, die als knecht bij Henrichs op den Berg te Merum diende, reed die dag naar de heide te Sint-Odiliënberg. Hij was met enige kameraden in het huis van Hendrik aen gen Valderen geweest; bij het terugkeren naar het huis van zijn meester werd hij in een waterpoel geworpen, daaruit gered en vervolgens door de duivel op een pereboom geworpen. Toen nu Peter op de vraag van de duivel wie hij wilde aanhangen, antwoordde: ‘God de Heer!’ verliet de boze hem, onder het breken van vele boomtakken. Dit wordt nog op de dag van vandaag te Merum verhaald. |
|