De vuurman van de Bergerstraat
In een herberg op de Bergerstraat onder Amby, zaten enige ruwe klanten bij elkaar, eerste dronkemannen die, eenmaal verhit door de drank, voor niets terugdeinsden. Het gerucht ging toen dat er 's nachts over de Bergerstraat, even voorbij het landgoed van Schoenmaeckers, een vuurman liep.
De dronkemannen wilden hem wel eens zien, dat was juist iets voor hen. Anderen, die verstandiger waren, raadden het hun af. Weer anderen wisten te vertellen dat men de vuurman kon verlossen door hem eenvoudig vuur te vragen.
‘Dat wil ik dan wel eens proberen,’ riep een van de voornaamste lawaaimakers. ‘Niet langer dan morgenavond steek ik een pijp tabak bij me en dan kunt ge mij de zakken omkeren eer ik ga en u overtuigen, dat ik geen lucifers bij me heb.’ Zo bleef het afgesproken.
De volgende avond dronk de held zich moed in. Zijn kameraden doorzochten al zijn zakken. Hij had geen lucifers bij zich.
Eer de maan opkwam moest hij gaan, want als die boven de horizon komt, verdwijnen de vuurmannen.
Hij ging, maar werd niet meer teruggezien.
De vuurman vertoonde zich ook geruime tijd niet meer.
Een tijdje later werd hij weer gezien.
Kennissen van de verdwenene, die de vuurman toen zagen, menen in hem de gestalte van hun verdwenen kameraad te hebben herkend. Hij had de vuurman dus wel verlost, maar werd in diens plaats vuurman, iets waar de verlossing bijna altijd aanleiding toe geeft.